ECLI:NL:RBZWB:2025:6406 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8135
[belanghebbende] , uit [plaats] (Zwitserland), belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 november 2024.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.635 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 73.623.
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en heeft daarbij het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 1.075.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en, namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op vergoeding van belastingrente. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen recht op vergoeding van belastingrente*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
- Belanghebbende is in 2021 geëmigreerd naar Zwitserland.
3.1. Belanghebbende heeft op 12 april 2022 een aangifte migratie voor het jaar 2021 ingediend. Belanghebbende heeft een inkomen uit werk en woning aangegeven van € 17.783. Het inkomen uit sparen en beleggen heeft hij als volgt aangegeven:
Belanghebbende heeft een bedrag van in totaal € 1.889.911 aan “andere schulden” aangegeven.
3.2. De inspecteur heeft op 6 september 2024 een definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 opgelegd. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag van de aangifte afgeweken. Hij heeft een inkomen uit werk en woning in aanmerking genomen van € 26.635. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte. De inspecteur heeft geen belastingrente in rekening gebracht.
3.3. Op 13 september 2024 heeft de inspecteur het bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het gehele bedrag aan “andere schulden” aangemerkt als “schulden met betrekking tot onroerende zaken in Nederland”. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 1.075.
Motivering
- Het belastbaar inkomen uit werk en woning en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, zoals vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar, zijn niet in geschil. Partijen verschillen van mening over de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van belastingrente.
4.1. Artikel 30fd, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt:
“Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven een aanslag tot een negatief bedrag aan te betalen belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag aan de belastingplichtige rente – belastingrente – vergoed ingeval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte, en b. tussen de datum van ontvangst van die aangifte en de datum van vaststelling van de aanslag zijn meer dan 13 weken verstreken.”
4.2. Artikel 30fe, eerste lid, van de AWR bepaalt:
“Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende gerechtelijke procedure een aanslag of een navorderingsaanslag wordt verminderd of wordt vernietigd, dan wel een aanslag of navorderingsaanslag ambtshalve wordt verminderd, wordt geen rente vergoed. In het geval ter zake van de verminderde of vernietigde aanslag of navorderingsaanslag eerder belastingrente in rekening is gebracht, wordt deze rente verminderd overeenkomstig de herziening van een voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb, tweede en derde lid.”
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. De aanslag is verminderd naar aanleiding van het door belanghebbende ingediende bezwaar (zie 3.3). Op grond van artikel 30fe, eerste lid, AWR wordt in een dergelijk geval geen belastingrente vergoed. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag geen belastingrente in rekening gebracht, zodat ook geen sprake kan zijn van een terugbetaling van eerder door belanghebbende betaalde belastingrente.
4.4. Belanghebbende heeft ook geen recht op vergoeding van belastingrente op grond van artikel 30fd, eerste lid, van de AWR. Dat artikel ziet namelijk op de situatie waarin een aanslag tot een negatief bedrag aan te betalen belasting wordt vastgesteld en de aanslag overeenkomstig de ingediende aangifte is. De aanslag is in de situatie van belanghebbende echter vastgesteld tot een positief bedrag aan te betalen belasting. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag bovendien afgeweken van de aangifte (zie 3.2). In tegenstelling tot hetgeen belanghebbende ter zitting heeft aangevoerd, moet voor de vraag of de inspecteur van de aangifte is afgeweken niet worden gekeken naar iedere box afzonderlijk, maar naar de aangifte in zijn geheel.
4.5. Het voorgaande betekent dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van belastingrente.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.D.M.A. Reijs, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.J.A. Miseré, griffier, op 25 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.