ECLI:NL:RBZWB:2024:6208 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 4 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/150 BRP
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college (gemachtigde: mr. M.A. Fijnheer).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing door het college van het verzoek om door haar aangeleverde documenten als brondocumenten te registreren in de Basisregistratie personen (brp).
1.1. Het college heeft met het besluit van 13 april 2021 het verzoek van eiseres afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 december 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van het college.
1.3. Op 1 februari 2024 heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en aan partijen verzocht een aantal aanvullende vragen te beantwoorden. Beide partijen hebben een schriftelijke reactie gegeven en een afschrift van de reactie van de andere partij ontvangen. Op 16 april 2024 heeft de rechtbank het onderzoek (opnieuw) gesloten. De uitspraaktermijn is vervolgens verlengd.
Wat zijn de feiten?
2. Eiseres is geboren in Burundi. In de brp zijn haar persoonsgegevens geregistreerd op basis van een verklaring onder ede, opgemaakt op 26 mei 2010 te Deventer. De verklaring is opgemaakt ten behoeve van haar eerste inschrijving in de brp.
2.1. Op 16 augustus 2019 heeft eiseres het college verzocht om een afschrift van haar geboorteakte en haar paspoort – beide afkomstig uit Burundi – als brondocumenten in de brp te registreren.
2.2. Bij brief van 3 september 2019 heeft het college eiseres verzocht om aanvullende documenten te overleggen. Het college heeft de documenten van eiseres vervolgens doorgestuurd naar het Bureau Documenten van de IND in Zwolle voor nader onderzoek.
2.3. Op 17 december 2019 is de geboorteakte van eiseres door Bureau Documenten beoordeeld. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is. Er kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Ten aanzien van het paspoort heeft Bureau Documenten verzocht de identiteitskaart waarmee het paspoort is verkregen, voor onderzoek aan te bieden.
2.4. Op 16 april 2020 heeft Bureau Documenten de identiteitskaart van eiseres beoordeeld. De identiteitskaart is als vals beoordeeld. Bureau Documenten heeft daarbij opgemerkt dat het paspoort dat met deze identiteitskaart is verkregen, daarom als frauduleus verkregen moet worden aangemerkt.
2.5. Eiseres is door het college geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek door Bureau Documenten. Zij heeft vervolgens op verzoek van het college aanvullende documenten aangeleverd. Ook heeft zij een contra-expertise van dr. [naam 1] die ziet op de echtheid van haar identiteitsbewijs, ingediend.
2.6. Het college heeft de contra-expertise doorgezonden naar het Bureau Documenten voor een reactie. Bureau Documenten heeft op 12 november 2020 de deskundigheid van dr. [naam 1] in twijfel getrokken en tevens inhoudelijk gereageerd op de contra-expertise. Eiseres heeft een daarop door dr. [naam 1] gegeven reactie op 5 januari 2021 aan het college gestuurd.
2.7. Bij brief van 19 februari 2021 heeft het college eiseres bericht voornemens te zijn om de door haar overgelegde documenten niet te registreren als brondocumenten in de brp. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen en heeft hiervan gebruik gemaakt.
2.8. Bij besluit van 13 april 2021 (primair besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om de door haar overgelegde documenten als brondocumenten in de brp te registreren afgewezen. Het gaat om een gelegaliseerd afschrift van haar geboorteakte van 28 september 2017, een gewaarmerkte kopie van een beslissing van 22 september 2017, haar Burundese identiteitskaart van 2 juli 2019 en haar Burundees paspoort van 5 juli 2019.
2.9. Eiseres heeft bezwaar gemaakt.
2.10. Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing door het college van de aanvraag om diverse door eiseres aangeleverde documenten te registreren als brondocument in de brp. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Over welke documenten gaat dit beroep?
5. De rechtbank stelt vast dat uit het beroepschrift van eiseres volgt dat dit gericht is tegen het niet registreren van de geboorteakte, het identiteitsbewijs en het paspoort als brondocument.
Wat is het toetsingskader?
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS)
De in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet brp omschreven documenten zijn brondocumenten op grond waarvan bepaalde gegevens over de burgerlijke staat mogen worden opgenomen in de brp. Om als zo’n brondocument te kunnen worden aangemerkt, moet het betreffende document voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in dat tweede lid.
Wat houdt het verzoek van eiseres in?
7. De rechtbank stelt vast dat de gegevens van eiseres in de brp op dit moment worden ontleend aan een verklaring als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e van de Wet brp. Eiseres heeft verzocht “hogere” documenten – te weten een afschrift van een geboorteakte, identiteitsbewijs en paspoort
Identiteitsbewijs
8. De rechtbank is van oordeel dat het college op goede gronden het identiteitsbewijs van eiseres, afgegeven op 2 juli 2019, niet als brondocument, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp, heeft aangemerkt.
8.1. Het college heeft de identiteitskaart voorgelegd aan Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat dit document vals is. Toegelicht wordt dat de conclusie “vals” gegeven wordt als er absolute zekerheid is dat het document ook daadwerkelijk vals is. Bureau Documenten beschrijft de wijze van afgifte van een identiteitskaart in Burundi. De aanvrager dient onder meer een vingerafdruk te plaatsen. Het identiteitsbewijs is volgens Bureau Documenten niet overeenkomstig de in Burundi geldende eisen opgemaakt doordat de vingerafdruk van eiseres op het document ontbreekt, de identiteitskaart afwijkt van referentiemateriaal en er sprake is van onregelmatigheden in de opmaak en afgifte van dit document.
8.2. Eiseres stelt primair dat verweerder niet heeft voldaan aan de vergewisplicht en verzoekt subsidiair dat de rechtbank zelf de gegevens van Bureau Documenten inziet.
8.3. Uit vaste rechtspraak van de AbRS volgt dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is waarvan het college in beginsel mag uitgaan.
8.3.1. De rechtbank is van oordeel dat het college aan de vergewisplicht heeft voldaan. Het rapport van de documentonderzoeker van Bureau Documenten samen met de door het college aangehaalde Vakbijlage Bureau Documenten is zorgvuldig tot stand gekomen en inzichtelijk en concludent. Uit de Vakbijlage blijkt welke onderzoekstechnieken er worden gebruikt en welke waarschijnlijkheidsconclusies er vervolgens worden gehanteerd. Bureau Documenten concludeert pas met absolute zekerheid of een document vals is, ‘wanneer specimina of met specimen vergelijkbare informatie van autoriteiten in het land van herkomst, aanwezig zijn’. Bureau Documenten trekt dus alleen de conclusie dat een document ‘vals’ is als het beschikt over officiële voorbeelden van documenten. Als het die niet heeft, dan trekt Bureau Documenten een lagere waarschijnlijkheidsconclusie. Dit is voldoende duidelijk en het college had hierover geen nadere vragen hoeven stellen aan Bureau Documenten.
8.3.2. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vergewisplicht niet zo ver strekt dat het college tot in detail aan eiseres inzichtelijk moet maken hoe de conclusies in de deskundigenrapportages tot stand zijn gekomen.
8.4. Het ligt op de weg van eiseres om de conclusies uit het onderzoek van Bureau Documenten gemotiveerd te betwisten. Zij heeft daartoe een contra-expertise van dr. [naam 1] overgelegd. [naam 1] heeft een fotokopie van de identiteitskaart beoordeeld, Hij heeft gekeken naar tekstuele overeenkomsten met fotokopieën van andere Burundese identiteitskaarten. Hij stelt dat op identiteitskaart een rubberen stempel(afdruk) staat en dat deze stempel van redelijke kwaliteit is en geen voor de hand liggende indicaties van onregelmatigheden of fouten heeft die op namaak kunnen duiden. Hij constateert dat de gebruikelijke vingerafdruk ontbreekt, dat daar mogelijk een verklaring voor is, maar hij die niet kent. Verder heeft [naam 1] in een decree de benoeming gevonden van iemand met de naam van de op de identiteitskaart vermelde administrateur van de [commune]. [naam 1] stelt dat de identiteitskaart is afgegeven in de plaats en door de persoon op het document. [naam 1] concludeert dat het redelijk waarschijnlijk is dat de identiteitskaart authentiek is.
8.4.1. Bureau Documenten heeft op de contra-expertise gereageerd. De documentonderzoeker heeft de deskundigheid van dr. [naam 1] in twijfel getrokken, omdat uit zijn cv niet van forensisch-technische kennis/ervaring blijkt. Valsheid of echtheid is volgens Bureau Documenten voorts enkel vast te stellen door het verrichten van forensisch technisch onderzoek aan het fysieke document en niet aan een zwart/wit kopie van de identiteitskaart. Bureau documenten vindt het bijzonder dat [naam 1] aan de hand van een fotokopie vaststelt dat op het document een afdruk van een rubberen stempel staat. Verder is niet duidelijk hoe hij kan vaststellen dat de stempel niet op namaak duidt. Er blijkt niet uit het contra-expertiserapport dat [naam 1] beschikt over betrouwbare informatie/ voorbeelden van stempels van de afgevende commune of andere communes. [naam 1] merkt ook het ontbreken van de vingerafdruk van de houder van de identiteitskaart op, terwijl de aanwezigheid van een vingerafdruk een voorwaarde is voor de afgifte van een identiteitskaart. Voor Bureau Documenten betekent het feit dat de op de identiteitskaart vermelde naam van de administrateur ook voorkomt in een decree van benoeming enkel dat deze persoon daar als administrateur werkzaam is, maar niet dat de handtekening die op de identiteitskaart aanwezig is van deze administrateur is. De relatie tussen de administrateur en de kaart is slechts te leggen door vergelijking van de handtekening van de administrateur met een specimen of ander voorbeeld. Uit het rapport van [naam 1] blijkt dat hij daar niet over beschikt.
8.4.2. Dr. [naam 1] heeft in reactie daarop gesteld dat hij 15 jaar ervaring heeft in het beoordelen documenten uit, onder andere, Burundi. Hij is van mening dat hij bij het beschikken over het originele document geen andere opmerkingen had gemaakt. Hij stelt verder dat hij wel beschikt over voorbeeldmateriaal en dat niet kan worden verwacht dat hij beschikt over een ander voorbeeld van de handtekening van de administrateur.
8.4.3. De rechtbank is van oordeel dat het college, in navolging van de reactie van Bureau Documenten, voldoende gemotiveerd de conclusie van de contra-expertise dat het redelijk waarschijnlijk is dat de identiteitskaart authentiek is, heeft weerlegd. Ten aanzien van het ontbreken van de vingerafdruk geldt dat dit een voorwaarde is voor afgifte van een identiteitsbewijs. Het college stelt in het bestreden besluit dat dit zowel blijkt uit informatie van het Bureau Documenten als informatie uit de Algemene Ambtsberichten Burundi van 2006 en 2017. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat dat niet in het ambtsbericht uit 2017 is vermeld. De rechtbank constateert dat het college kennelijk doelt op het Algemeen Ambtsbericht Burundi van maart 2006 en het Algemeen Ambtsbericht Burundi van 6 maart 2009.
8.5. De stelling van eiseres dat zij in een lastige bewijspositie verkeert en het college daarom (ter plaatse) nader onderzoek naar de echtheid van de identiteitskaart had moeten doen
8.5.1. Voor zover eiser stelt dat het college in Burundi onderzoek had moeten doen naar de vraag of de inhoud van de identiteitskaart klopt, geldt dat het college dat terecht heeft afgewezen. Aan onderzoek naar de juistheid van de inhoud van een document zou pas kunnen worden toegekomen indien vast staat dat dat document een brondocument is. Zoals hiervoor overwogen is dat niet het geval.
8.5.2. De na heropening van het onderzoek door partijen beantwoorde vragen van de rechtbank over onderzoek dat het college (mede) in Burundi heeft laten uitvoeren ten aanzien van een brondocument betreffende de zoon van eiseres, maken het voorgaande niet anders. De voorliggende situatie was in dat geval anders. In beide gevallen heeft het college onderzoek laten verrichten door Bureau Documenten, maar in het geval van de zoon van eiseres was sprake van twee geboorteaktes, waarvan niet duidelijk was welke bevoegd was opgemaakt. Daarover heeft het college contact opgenomen met het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade in Burundi.
8.6. Op grond van het voorgaande heeft het college voldoende onderzoek gedaan en de conclusies uit de contra-expertise van dr. [naam 1] gemotiveerd weerlegd met de nadere reactie daarop van Bureau Documenten. De rechtbank ziet geen reden om aan de uitkomst van het onderzoek door Bureau Documenten te twijfelen. Nader onderzoek door de rechtbank is daarom niet vereist. Het college heeft – in navolging van Bureau Documenten – mogen concluderen dat de identiteitskaart vals is.
Paspoort
9. De rechtbank is van oordeel dat het college op goede gronden ook het paspoort van eiseres, afgegeven op 5 juli 2019, niet als brondocument, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp heeft aangemerkt.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres de hierboven besproken identiteitskaart van 2 juli 2019 heeft gebruikt voor het verkrijgen van het paspoort. Uit het Algemeen Ambtsbericht Burundi uit 2009 volgt ook dat aan een afgifte van een paspoort altijd een identiteitskaart ten grondslag ligt.
Geboorteakte
10. Het college heeft ook het gelegaliseerd afschrift van de geboorteakte, afgegeven op 28 september 2017, voorgelegd aan Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is. Bureau Documenten heeft geen oordeel gegeven over de inhoud van dit document en de vraag of dit document op eiseres betrekking heeft.
10.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiseres overgelegde geboorteakte als brondocument, als bedoeld in artikel 2.8, derde lid, onder c van de Wet brp kan worden aangemerkt.
10.2. Nu vast staat dat de geboorteakte een authentiek document is, afgegeven door de bevoegde autoriteit, moet in beginsel uitgegaan worden van de juistheid van de gegevens in dat document. Registratie van een brondocument moet echter worden geweigerd indien de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet.
10.3. Het college stelt dat in dit geval sprake is van strijd met de openbare orde in processuele zin, omdat voorafgaand aan de afgifte van de geboorteakte geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een verlate geboorteregistratie, omdat deze pas in 2017 (35 jaar na de vermelde geboortedatum) is geregistreerd. Volgens de geboorteakte is de vaststelling gebaseerd op een schriftelijke aangifte van een ambtenaar van de burgerlijke stand en waren bij de vaststelling twee getuigen aanwezig: [naam 2] (59 jaar) en [naam 3] (68 jaar). Omdat de verklaringen van deze getuigen ontbreken, is volgens het college onduidelijk op grond waarvan en in welke hoedanigheid deze getuigen objectief en betrouwbaar hebben kunnen verklaren over de geboorte van eiseres in 1982.
10.4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de genoemde namen waarschijnlijk personen van de gemeente zijn. Haar broer, [naam 4], was getuige en aan hem zijn door de gemeente vragen gesteld over vroeger en over hun ouders. Haar broer heeft haar meegenomen naar een ‘[wijkhoofd]’, een soort wijkhoofd, die eiseres kende en kon bevestigen wie ze was. Naar aanleiding van de verklaring van dat wijkhoofd en de getuigenis van haar broer is de geboorteakte opgemaakt.
10.5. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat sprake is van een verlate geboorteregistratie nog niet betekent dat de gegevens in de geboorteakte niet op eiseres betrekking hebben of niet juist zouden zijn. Beoordeeld moet worden of de inhoud van de geboorteakte is gebaseerd op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens. Feit is dat de verklaringen van de door het college en door eiseres genoemde getuigen ontbreken. Ook indien wordt aangenomen dat de getuigen een wijkhoofd en de broer van eiseres zijn (zoals eiseres stelt) dan blijft nog staan dat door het ontbreken van hun verklaringen onduidelijk is wat zij hebben verklaard uit eigen waarnemingen ten tijde van de geboorte van eiseres over eiseres en de dag van haar geboorte. De enkele omstandigheid dat de in de geboorteakte vermelde gegevens overeenkomen met de in de brp opgenomen gegevens van eiseres, maakt niet dat de geboorteakte, naar objectieve maatstaven gemeten, op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Het ligt dan vervolgens op de weg van eiseres om met overlegging van voornoemde verklaringen van de getuigen of andere stukken duidelijkheid te scheppen. Dat is niet gebeurd. De door eiseres wel overgelegde stukken (waaronder een schoolverklaring) geven evenmin de vereiste duidelijkheid, onder meer bij gebreke van een volledige geboortedatum.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 5 september 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:9 bepaalt: Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8, tweede lid bepaalt dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
Artikel 2.10 bepaalt:
Een dergelijke verklaring onder ede is een brondocument, zoals opgenomen in artikel 2.8, tweede lid, onder e van de Wet brp.
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:1198 en ECLI:NL:RVS:2024:127.
Deze documenten zouden – als zij echt zijn – kunnen worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c en d van de Wet brp.
Eiseres heeft aangegeven dat de registratie van de haar aangeleverde documenten nodig is om te kunnen naturaliseren.
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:4091 en ECLI:NL:RVS:2021:505.
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:2488.
Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:15, ECLI:NL:RVS:2022:2076 en ECLI:NL:RVS:2022:2599.
Kenbaar via de website rijksoverheid.sitearchief.nl
Eiseres verwijst hierbij naar ECLI:NL:RVS:2022:2540.
Algemeen Ambtsbericht Burundi van 6 maart 2009, blz. 30.
Vergelijk ECLI:NL:RVS:2016:2392.
Het college verwijst naar ECLI:NL:RVS:2016:2392.