ECLI:NL:RBZWB:2024:5828 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 21 augustus 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2920 HOREC
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
en
de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder (de burgemeester)
(gemachtigde: mr. G.D.A. Dellevoet).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] B.V. uit [plaats] (vergunninghoudster) (gemachtigde: mr. E.G.M. Huisman)
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan vergunninghoudster verleende exploitatievergunning.
1.1. De burgemeester heeft bij besluit van 29 maart 2022 aan vergunninghoudster een exploitatievergunning verleend voor een periode van twee jaar. Met het bestreden besluit van 5 april 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van de burgemeester en namens vergunninghoudster de gemachtigde en [naam].
Totstandkoming van het besluit
2. Sinds 9 januari 1989 was op het [adres] te [plaats] de coffeeshop [eenmanszaak] gevestigd. Op 4 november 2017 is de eigenaar en exploitant van de [eenmanszaak] overleden. Na het overlijden van de exploitant is de [eenmanszaak] door de testamentair executeur/afwikkelingsbewindvoerder ingebracht in [vergunninghoudster] B.V. (vergunninghoudster).
2.1. Op 24 januari 2021 heeft vergunninghoudster een exploitatievergunning aangevraagd voor het exploiteren van een alcoholvrije horeca-inrichting (de coffeeshop) aan het [adres] in [plaats], de locatie waar voorheen de eenmanszaak gevestigd was.
2.2. Bij besluit van 29 maart 2022 heeft de burgemeester aan vergunninghoudster een exploitatievergunning verleend voor het exploiteren van een alcoholvrije horeca-inrichting aan het [adres] te [plaats] voor de duur van twee jaar.
2.3. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.4. Bij bestreden besluit van 5 april 2023 heeft de burgemeester de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Met dit besluit heeft de burgemeester – in het kader van een andere bezwaarprocedure tegen dezelfde exploitatievergunning – de exploitatievergunning van 29 maart 2022 herroepen en aan vergunninghoudster een exploitatievergunning verleend onder de voorwaarde dat deze wordt afgegeven tot en met de dag waarop de afbouw eindigt van het experiment bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt het verlenen van een exploitatievergunning aan vergunninghoudster voor het exploiteren van een alcoholvrije horeca-inrichting. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat heeft eiseres aangevoerd?
5. Eiseres voert aan dat de burgemeester de exploitatievergunning niet had mogen verlenen. Zij is als één van de erfgenamen van de eenmanszaak niet bij de B.V. – vergunninghoudster – betrokken. Vergunninghoudster had alleen daarom al de vergunning helemaal niet mogen aanvragen. Eiseres heeft zelf ook de wens om op die locatie een coffeeshop te exploiteren en het levenswerk van haar vader voort te zetten. Met haar belangen is door de burgemeester ten onrechte geen rekening gehouden. Tot slot voert zij aan dat door vergunninghoudster onjuiste informatie is verstrekt en ook daarom had de burgemeester de vergunning niet mogen verlenen.
Wat is het standpunt van de burgemeester?
6. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat wat eiseres aanvoert grotendeels betrekking heeft op de afhandeling van de erfenis. Op basis van de hem beschikbare informatie is hem niet gebleken dat de eenmanszaak niet in de B.V. ondergebracht mocht worden en vergunninghoudster heeft vervolgens een ontvankelijke aanvraag ingediend.
7. Tijdens de beoordeling van die aanvraag bleken er geen weigeringsgronden van toepassing. Volgens de bij de burgemeester bekende informatie is vergunninghoudster de rechtmatige gebruikster van het pand waarin de coffeeshop is gevestigd en was zij dat in ieder geval ten tijde van het primair besluit en het bestreden besluit. De belangen waar eiseres op wijst, kunnen geen rol spelen bij de rechtmatigheid van de verleende exploitatievergunning. De burgemeester stelt zich daarom op het standpunt dat hij de exploitatievergunning aan vergunninghoudster kon en mocht verlenen.
Wat is de rechtbank van oordeel?
8. De rechtbank wijst er allereerst op dat in zaken zoals die in het voorliggende beroep ex tunc moet worden getoetst. Dat betekent dat de rechtbank moet kijken naar de situatie zoals die was op het moment dat de burgemeester het bestreden besluit nam. Feiten en omstandigheden die daarna zijn opgetreden kunnen niet bij de beoordeling worden betrokken.
8.1. Of de eenmanszaak door de testamentair executeur/afwikkelingsbewindvoerder in de B.V. van vergunninghoudster mocht worden ondergebracht is geen vraag die in deze beroepsprocedure of in de vergunningprocedure door de burgemeester kan of hoeft te worden beantwoord. Dat is een civielrechtelijke vraag die – als eiseres die vraag daar voorlegt – door de civiele rechter beantwoord moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester de aanvraag van vergunninghoudster dan ook terecht ontvankelijk geacht en in behandeling genomen.
8.2. Ook heeft de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat vergunninghoudster ten tijde van het bestreden besluit rechtmatig gebruik kon maken van het pand aan het [adres] te [plaats]. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt – bijvoorbeeld door het overleggen van bewijsstukken – dat dit anders was. De burgemeester kon het door haar overgelegde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch niet betrekken in het bestreden besluit, omdat het van daarna dateert.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting is gebleken dat de burgemeester de aanvraag heeft getoetst aan de in artikel 41 van de Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg (hierna: APV) opgenomen weigeringsgronden. Als geen van die weigeringsgronden van toepassing is, wordt de exploitatievergunning verleend. Dat wat eiseres naar voren heeft gebracht in deze procedure kan niet worden vertaald naar de in de APV opgenomen weigeringsgronden. Deze civielrechtelijke gronden – samengevat luidend dat met haar als erfgename onvoldoende rekening is gehouden – kunnen niet leiden tot weigering van de aangevraagde exploitatievergunning. Dit betekent dat de burgemeester de gevraagde exploitatievergunning heeft kunnen verlenen aan vergunninghoudster.
Conclusie en gevolgen
9. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres haar griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 22 augustus 2024 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3, derde lid, bepaalt dat onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg
Artikel 5, eerste lid, bepaalt dat de vergunning of ontheffing persoonsgebonden is, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 41 bepaalt: