ECLI:NL:RBZWB:2024:5181 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10124 PW
(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en
Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 september 2023 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en namens het college mr. L.H.T. Hagebols. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Gulickx bij brief van 11 juni 2024 namens eiseres aanvullende producties ingediend.
Beoordeling door de rechtbank
1.1 De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college inhoudende dat de re-integratieverplichtingen voor eiseres van kracht blijven. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
2. Eiseres is een vrouw van 52 jaar en ontvangt al enige tijd een bijstandsuitkering. Zij heeft al eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten waarbij de re-integratieverplichtingen gehandhaafd zijn gebleven. Deze bezwaren zijn door het college ongegrond verklaard.
Na een eerdere ontheffing van de arbeidsverplichting, welke liep tot 1 maart 2023, is er opnieuw een onderzoek gestart naar de beperkingen en mogelijkheden van eiseres. Op 14 februari 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden met eiseres waarbij haar re-integratiemogelijkheden zijn besproken. Eiseres stelt dat zij het volgen van een studie als enige re-integratiemogelijkheid ziet. Met het besluit van 20 februari 2023 (primair besluit) heeft het college op basis van zijn onderzoek besloten dat de re-integratieverplichtingen van kracht blijven voor eiseres. Daarnaast heeft het college besloten dat eiseres vanaf 1 maart 2023 geen arbeidsverplichtingen meer heeft tot uiterlijk 1 maart 2024 (feitelijk dus een verlenging van de eerder ontheffing voor de duur van wederom één jaar). Na deze datum worden de verplichtingen opnieuw vastgesteld.
Eiseres heeft op 24 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, welk bezwaar alleen gericht is tegen het besluitonderdeel dat ziet op de re-integratieverplichtingen.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bestreden besluit
3.1 Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat op goede gronden de re-integratieverplichtingen voor eiseres van kracht blijven. In het kader van de behandeling van de bezwaren van eiseres heeft het college advies ingewonnen bij Salude. Dit heeft geresulteerd in een arbeidsdeskundig advies (d.d. 7 mei 2023), een rapportage functionele mogelijkheden lijst (FML) (d.d. 22 juni 2023) en een rapportage medisch advies (d.d. 29 juni 2023). Uit deze rapportages komt naar voren dat eiseres weliswaar op een afstand staat van de arbeidsmarkt, maar dat die afstand verkleind kan worden door middel van re-integratieactiviteiten. Bij het opleggen en ten uitvoer leggen daarvan dient rekening gehouden te worden met de uit de rapportages blijkende beperkingen qua fysieke- en tijdsbelasting.
3.2 De rapportages van Salude zijn niet in tegenspraak met elkaar. Ook heeft eiseres geen nadere deskundige onderbouwing aangeleverd. Het bestreden besluit kan worden gebaseerd op de rapportages. Ten slotte is eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt waardoor zij niet in aanmerking komt voor een ontheffing van de re-integratieplicht.
Beroepsgronden
4. Eiseres is van mening dat zij aan alle voorwaarden voldoet voor een ontheffing van haar re-integratieverplichtingen. Eiseres is bezig met een behandeltraject waarbij zij man wil worden. Vanwege de zeer heftige en intensieve belaging van eiseres en haar moeder door omwonenden is dit traject tijdelijk gepauzeerd, omdat de overlast al te veel spanningen en stress heeft veroorzaakt. Door deze spanningen en stress is eiseres wel degelijk duurzaam arbeidsongeschikt en komt zij ook voor een ontheffing van haar re-integratieverplichtingen in aanmerking. Daarnaast zijn de eerdere re-integratieverplichtingen niet passend geweest en hebben deze geen enkele bijdrage geleverd aan het vinden van een geschikte baan. Verder is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat is nagelaten om alle relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken. Ook is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het kenbaarheidsvereiste. Ten slotte verzoekt eiseres om een vergoeding van haar proceskosten.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het college op goede gronden heeft geweigerd om eiseres ontheffing te verlenen van de re-integratieverplichtingen. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de re-integratieverplichtingen van eiseres nog steeds van toepassing zijn. De weigering om eiseres ontheffing te verlenen van de re-integratieverplichtingen geldt dus nog steeds. Om die reden neemt de rechtbank procesbelang voor eiseres aan.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
6.1 Op grond van artikel 9, tweede lid van de Participatiewet kan een tijdelijkeontheffing alleen worden verleend voor de arbeidsverplichting en de verplichting tot tegenprestatie
6.2 De rechtbank is van oordeel dat het door Salude verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en de rechtbank kan de door Salude aangegeven beperkingen volgen. Het bestreden besluit is gebaseerd op lichamelijk onderzoek door de adviserend arts op 11 april 2023 en hierbij is rekening gehouden met de geobjectiveerde beperkingen van eiseres. Het college heeft zijn besluitvorming mogen baseren op het in de rapporten van Salude opgenomen advies
6.3 Gelet op de bevindingen van Salude, alsmede de eigen stellingen van eiseres en hetgeen zij ter zitting heeft verklaard (mede aan de hand van de op voorhand toegezonden stukken) is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarbij gaat het met name om dat laatste criterium. Hoewel voorstelbaar is dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit veel last heeft ondervonden (en helaas ook thans nog altijd ondervindt) van de door haar als zeer onveilig ervaren leefsituatie, acht zij zichzelf ook in staat om in te toekomst – als de huidige problematiek niet meer speelt – loonvormende arbeid te verrichten; zij wil graag bemiddeld worden naar een betaalde kantoorbaan. Het college heeft dan ook terecht geweigerd om ontheffing van de re-integratieverplichting te verlenen.
Re-integratieverplichtingen
7. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de eerdere, concrete re-integratieverplichtingen
(voorzieningen) die door het college zijn opgelegd, volstrekt nutteloos en niet passend zijn geweest en geen enkele bijdrage leveren aan het vinden van een passende baan. Het gaat in dit beroep echter alleen om de vraag of er in algemene zin een re-integratieverplichting geldt voor eiseres. Een concrete voorziening is (nog) niet aangeboden en ligt dus ook niet ter toetsing voor. Uit het voorstaande volgt dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
8. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd ten slotte evenmin reden om te oordelen dat het college heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en/of motiveringsbeginsel.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 26 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 9 van de Participatiewet bepaalt:
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
(…)
5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
(…)
Artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bepaalt:
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Artikel 9 van de Re-integratieverordening Participatiewet 2015, gemeente Oosterhout bepaalt:
1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, onder andere in de vorm van een activeringsplaats, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening of voor zover dit bijdraagt aan zelfstandige maatschappelijke participatie.
2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.
3. Het college biedt de activiteiten uitsluitend aan als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
4. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien de wijze van uitvoering van sociale activering en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.
Artikel 4.1 van het Uitvoeringsbesluit re-integratievoorzieningen Participatiewet 2015, gemeente Oosterhout bepaalt:
1. Aan de activiteiten als bedoeld in artikel 9 van de verordening wordt als voorwaarde gesteld dat deze worden aangeboden aan werkzoekenden uit de doelgroep van de wet met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
2. Bij het aanbieden van sociale activering dient de inlener een overeenkomst aan te gaan met de betreffende persoon en de gemeente. De overeenkomst bevat tenminste:
a. het doel van de sociale activering, en; b. de wijze waarop de begeleiding door de inlener plaatsvindt, en; c. de wijze waarop de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering geregeld is.
Onderdelen a respectievelijk c van het eerste lid van artikel 9 Participatiewet.
Onderdeel b van het eerste lid van artikel 9 Participatiewet.
Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 13 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3420.