Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:1737 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 februari 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:173711 februari 2024

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Breda

zaaknummer : 10230231 \ MB VERZ 22-986 CJIB-nummer : 6062 5422 4611 9098 uitspraakdatum : 12 februari 2024

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna: betrokkene

gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. Daartegen is door de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het pro-formaberoepschrift aangevoerd het niet eens te zijn met de beslissing van de officier van justitie. Betrokkene betwist in algemene zin de gedraging dan wel meent dat de (volledige) sanctie niet aan betrokkene kan worden verweten. De (nadere) gronden zullen op een nader door de kantonrechter te bepalen datum worden ingediend.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde maakt in zijn beroepschriften gebruik van standaardmatige verweren met standaardteksten, derhalve is er sprake van nagenoeg identieke werkzaamheden. Er is dan ook sprake van samenhang.

Overwegingen

De kantonrechter constateert dat in het dossier de gronden van het beroep ontbreken en dat na het indienen van het pro-formaberoepschrift de gemachtigde ten onrechte niet meer in de gelegenheid is gesteld om die gronden in te dienen. De gemachtigde is ook niet ter zitting verschenen om toe te lichten wat die gronden zijn. Nu de boete door de officier van justitie reeds is vernietigd, kan het beroep alleen nog gericht zijn tegen (de hoogte van) de toegekende proceskostenvergoeding. De kantonrechter zal daarom beoordelen of die proceskostenvergoeding juist is. Door de officier van justitie is een proceskostenvergoeding is toegekend van € 405,75, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van een beroepschrift in 23 samenhangende zaken. De officier van justitie beschouwt deze zaken als samenhangend omdat de gemachtigde (nagenoeg) identieke (niet onderbouwde) verweren heeft gevoerd terwijl de ambtenaar, gevraagd om aanvullende informatie, niet de benodigde informatie heeft ingebracht.

De kantonrechter overweegt dat het toegekende punt voor het indienen van het beroepschrift in overeenstemming is met de wet en begrijpt dat het beroep is gericht tegen het aannemen van samenhang met andere zaken.

Artikel 3, lid 2, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat onder samenhangende zaken het volgende wordt begrepen: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren, die door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken (nagenoeg) identiek konden zijn.

De kantonrechter is van oordeel dat op basis van het dossier en wat de zittingsvertegenwoordiger ter zitting heeft aangevoerd kan worden vastgesteld dat er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij is van belang dat de gemachtigde nagenoeg identieke, niet onderbouwde verweren heeft gevoerd en de beroepen gegrond zijn verklaard wegens het ontbreken van informatie van de verbalisant (zie ook het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2022:390).

De door de officier van justitie toegekende proceskostenvergoeding is dan ook juist. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Dientengevolge is er geen ruimte voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Datum verzending: