ECLI:NL:RBZWB:2023:8763 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 december 2023
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9781
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
en
De Belastingsamenwerking West-Brabant.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op het administratief beroep van 18 augustus 2023, betreffende het verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen.
1.1. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
2. De ambtenaar die belast is met de invordering van gemeentelijke belastingen (de invorderingsambtenaar) beslist op een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen bij voor administratief beroep vatbare beschikking (de kwijtscheldingsbeschikking) (artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).
2.1. Indien de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de kwijtscheldingsbeschikking kan hij binnen tien dagen na dagtekening ervan een aan het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant (het dagelijks bestuur) gericht beroepschrift indienen. Het dagelijks bestuur beslist op het beroep bij uitspraak (de uitspraak van het dagelijks bestuur) (artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet; artikel 26 van de Invorderingswet 1990; artikel 24 en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).
2.2. Zowel de kwijtscheldingsbeschikking als de uitspraak van het dagelijks bestuur zijn besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Gelet op het bepaalde in artikel 8:5 Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, bijlage 2, behorende bij de Awb, kan daartegen geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld. Hierin ligt besloten dat de bestuursrechter evenmin bevoegd is te oordelen over de wijze waarop de kwijtscheldingsbeschikking en de uitspraak namens het college tot stand zijn gekomen. Dit betekent dat de bestuursrechter geen oordeel kan geven over de klacht van belanghebbende dat hij niet is gehoord naar aanleiding van zijn administratief beroep tegen de kwijtscheldingsbeschikking. De rechtbank is dus kennelijk onbevoegd. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
3. Voor een proceskostenverhoordeling bestaat geen aanleiding. Omdat de rechtbank onbevoegd is, is ervan afgezien om griffierecht te hebben.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.