ECLI:NL:RBZWB:2023:7310 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 oktober 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
Zaaknummers: BRE 22/681 en 22/1289
[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Baarle-Nassau, de heffingsambtenaar.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 december 2021 en 20 januari 2022.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over het belastingjaar 2021 een aanslag onroerende-zaakbelasting (OZB) gebruiker en een aanslag reclamebelasting (hierna samen ook aangeduid als: de aanslagen) opgelegd.
1.2. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd.
1.3. De rechtbank heeft de beroepen op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende vergezeld van zijn echtgenote en namens de heffingsambtenaar, mr. [naam].
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
-
De rechtbank is van oordeel dat de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De aanslag OZB gebruiker
- Aan belanghebbende is voor 2021 als gebruiker een aanslag OZB opgelegd voor de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [plaats 2]. In de onroerende zaak wordt door belanghebbende een modewinkel (hierna: de winkel) uitgebaat. De winkel wordt in de vorm van een vennootschap onder firma genaamd [vof] (hierna: de vof) gedreven.
4.1. Op grond van artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet en artikel 1, lid 1, aanhef en letter a, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2021 van de gemeente Baarle-Nassau wordt, kort gezegd, een gebruikersbelasting geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar een binnen de gemeente Baarle-Nassau gelegen onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, gebruikt.
4.2. Belanghebbende stelt dat hij geen gebruikersbelasting verschuldigd is omdat hij de onroerende zaak tijdens de Corona-lockdown niet heeft gebruikt. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat hij de onroerende zaak wel kon gebruiken maar dat hij er voor gekozen heeft dat niet te doen. Gelet op de kleding die hij verkoopt en zijn meestal oudere klanten heeft hij er van afgezien de winkel als click-en collectpunt te gebruiken. Ook was het voor hem tijdens de lockdown niet altijd mogelijk bij de winkel te komen omdat hij in België woont, aldus nog steeds belanghebbende.
4.3. Volgens vaste rechtspraak wordt onder het begrip “gebruik” in artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet verstaan: het metterdaad bezigen van een onroerende zaak ter bevrediging van de eigen behoefte
4.4. Belanghebbende heeft, na afkondiging van de lockdownmaatregelen, zijn winkel gesloten en de onroerende zaak niet meer gebruikt. Dat is een keuze geweest van belanghebbende zelf. Weliswaar was het door de lockdownmaatregelen gedurende een bepaalde periode niet mogelijk de onroerende zaak als fysieke winkel te gebruiken, maar dat betekent niet dat de mogelijkheid om de onroerende zaak te gebruiken er niet was. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij met enige regelmaat naar de onroerende zaak toeging omdat de winkel nog volledig was ingericht. Hieruit volgt dat belanghebbende de onroerende zaak bewust voor zichzelf ter beschikking heeft gehouden. Belanghebbende heeft de onroerende zaak dus, zij het beperkt, metterdaad gebezigd ter bevrediging van zijn behoeften. Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende terecht als gebruiker voor de OZB aangemerkt.
4.5. Belanghebbende bestrijdt de tenaamstelling van de aanslag. Deze is opgelegd aan hem als privépersoon, terwijl deze aan de vof had moeten worden opgelegd, aldus belanghebbende.
4.6. De tenaamstelling van de aanslag vloeit voort uit de vaststelling wie belastingplichtig is voor de betreffende heffing. Voor de aanslag OZB gebruiker is in de Verordening (zie 4.1) bepaald dat de ‘gebruiker’ belastingplichtig is. Het begrip ‘gebruiker’ ziet op een rechtssubject. Dat is ofwel een natuurlijk persoon ofwel een rechtspersoon, zoals een besloten vennootschap of een stichting. Een vennootschap onder firma, zoals die van belanghebbende, is geen rechtssubject. De vof kan om die reden niet worden gezien als een zelfstandige belastingplichtige voor de belasting. De aanslag is terecht op naam van belanghebbende als natuurlijk persoon en als één van de vennoten van de vof gesteld. De aanslag reclamebelasting 5. Aan belanghebbende is voor 2021 ook een aanslag reclamebelasting opgelegd. Op banieren die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg wordt reclame gemaakt voor de winkel.
5.1. Op grond van artikel 217 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Verordening Reclamebelasting 2021 van de gemeente Baarle-Nassau wordt reclamebelasting geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.
5.2. Belanghebbende stelt dat hij geen reclamebelasting verschuldigd is omdat de vof in de periode dat de winkel gesloten was door de coronamaatregelen geen profijt van de reclame heeft gehad. Deze stelling baat hem niet. Het betreft een algemene en zakelijk belasting waarvan de hoogte niet afhankelijk is van de (eventuele) baten van de belastingplichtige.
5.3. Belanghebbende stelt dat de aanslag aan de vof had moeten worden opgelegd omdat reclame wordt gemaakt voor de winkel.
5.4. De tenaamstelling van de aanslag vloeit voort uit de vaststelling wie belastingplichtig is voor de betreffende heffing. Voor de aanslag reclamebelasting is in de Verordening (zie 5.1) bepaald dat de ‘gebruiker van de vestiging’ belastingplichtig is. Het begrip ‘gebruiker’ ziet op een rechtssubject. Zoals hiervoor in 4.6 kan de vof niet worden gezien als een zelfstandige belastingplichtige voor de belasting. De aanslag is terecht op naam van belanghebbende als natuurlijk persoon en als één van de vennoten van de vof gesteld.
Kwijtschelding of vermindering van de aanslagen
- Voor dat geval heeft belanghebbende verzocht om kwijtschelding of vermindering van de aanslagen. Voor zijn gevoel ontbreekt de menselijke maat bij de gemeente volledig omdat de aanslagen worden opgelegd terwijl de financiële gevolgen van de lockdown en door de gemeente in het verleden gemaakte fouten nog steeds merkbaar zijn. Ook voelt belanghebbende zich door de gemeente onheus behandeld omdat andere ondernemers uit Baarle-Nassau in die tijd wel financieel tegemoet werden gekomen, aldus nog steeds belanghebbende.
6.1. De rechtbank begrijpt de stelling van belanghebbende aldus dat de gemeente in zijn geval zodanig in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld dat het gevolg hiervan zou moeten zijn dat de aanslagen worden kwijtgescholden of verminderd.
6.2. Het heffen van belastingen is als uitgangspunt gebaseerd op wettelijke bepalingen en de feiten en omstandigheden van het geval. Het heffen van belastingen dient daarbij ook een collectief belang. Slechts indien het handelen van de heffingsambtenaar strijdig is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan dat aanleiding zijn om in voorkomende gevallen de toepassing van de wet (in meerdere of mindere mate) aan de kant te zetten in (doorgaans) een individueel geval. Van een dergelijke situatie is hier volgens de rechtbank geen sprake. De heffingsambtenaar handelt binnen zijn bevoegdheden. Belanghebbende heeft in dit verband nog gewezen op de Gedragslijn voor ‘gemeentelijke ondersteuning van inwoners, ondernemers en verenigingen als gevolg van corona’. Uit die gedragslijn volgt dat waar het de OZB en de reclamebelasting betreft, de heffingsambtenaar conform de gedragslijn in 2021 heeft gehandeld door de beschikking waardebepaling pas na 1 juni 2021 vast te stellen. Voor de heffing van reclamebelasting zijn in 2020 en 2021 in de gedragslijn geen maatregelen getroffen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de aanslagen te verminderen of kwijt te schelden.
- Ook al wat belanghebbende overigens nog heeft gesteld leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
- De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 17 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
Hoge Raad 5 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AX2715.