Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam
ECLI:NL:RBROT:2025:859 - Rechtbank Rotterdam - 24 januari 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBROT:2025:859•24 januari 2025
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7368
(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en
(gemachtigde: [naam]).
- Deze uitspraak gaat over de aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De Commissie heeft aan eiseres een uitkering toegekend van € 5.000,-. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Eiseres is van mening dat een hogere financiële tegemoetkoming meer passend is. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank de hoogte van uitkering.
Procesverloop
- Met het besluit van 2 mei 2023 is de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het schadefonds afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres heeft de commissie besloten om aan eiseres een uitkering ter hoogte van € 5.000, - toe te kennen.
2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van de Commissie hebben zich met kennisgeving vooraf afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
- Eiseres heeft op 20 april 2023 een aanvraag gedaan op grond van de Wsg, omdat zij in 2009 slachtoffer is geworden van een mishandeling waarbij zij is gewurgd. De Commissie heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag binnen tien jaar na de gebeurtenis ingediend moet zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres heeft de Commissie de overschrijding van de indieningstermijn verschoonbaar geacht, het bezwaar gegrond verklaard en beslist dat aan eiseres op grond van de Wsg een uitkering van € 5.000, - wordt toegekend conform letselcategorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 november 2022.
Toetsingskader
- Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de Commissie beleid, neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel). De Commissie gebruikt zes letselcategorieën, waaraan vaste, in hoogte oplopende bedragen zijn gekoppeld. Aan de hand van de Letsellijst bepaalt de Commissie in welke letselcategorie het opgelopen letsel past.
Heeft de Commissie in redelijkheid tot een uitkering van €5000, - kunnen komen?
- Eiseres voert aan dat een uitkering in categorie 4 meer passend is in haar situatie. Zij betoogt daartoe dat het gaat om gebeurtenissen van meer dan tien jaar geleden waar zij nog steeds last van heeft, zelfs zoveel dat zij onder behandeling staat. Hieruit valt volgens eiseres af te leiden dat zij al die jaren veel last heeft gehad van de gebeurtenissen en dat zij ook zeer ernstige hinder heeft van datgene wat haar is overkomen. Nu eiseres na tien jaar nog steeds last heeft, betekent dit dat de hinder vermoedelijk nooit meer verdwijnt en dat zij haar leven lang hinder zal houden als gevolg van deze gebeurtenis uit het verleden.
5.1. De Commissie heeft bij het nemen van een besluit over de hoogte van de uitkering beslissingsruimte. Het bestreden besluit dient daarom terughoudend te worden getoetst. De rechtbank moet dus toetsen of het besluit van de Commissie om een uitkering in categorie 3 toe te kennen, redelijk is. De rechtbank acht het beleid, zoals opgenomen in de Beleidsbundel en de Letsellijst, niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist. De Commissie mocht dus uitgaan van dat beleid. Daarbij komt dat de Letsellijst indicatief van aard is, de Commissie bepaalt de letselcategorie op basis van de omstandigheden van het geval.[1]
5.2. De beroepsgrond slaagt niet. Zoals de Commissie in het verweerschrift heeft toegelicht moet er volgens het beleid om voor een uitkering naar letselcategorie 4 in aanmerking te komen sprake zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeltrajecten die leiden tot langdurige (vooralsnog) tijdelijke afhankelijkheid. Daarnaast kan, op basis van de Letsellijst een tegemoetkoming uit letselcategorie 4 passend zijn indien sprake is van fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen, die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan letselcategorie 3 (bijvoorbeeld langdurige gedeeltelijke afhankelijkheid). Hierbij gaat het om afhankelijkheid in de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn de dagelijks terugkerende dingen die iemand moet doen om zelfstandig te kunnen leven. De afhankelijkheid kan worden aangetoond met bijvoorbeeld relevante beschikkingen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of medische verklaringen. Enkel het feit dat iemand arbeidsongeschikt is, is niet voldoende om te spreken van een tijdelijke/gedeeltelijke afhankelijkheid. Ook een vrijstelling van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet zoals door eiseres is overgelegd, is daarvoor onvoldoende. Eiseres heeft geen objectieve informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van de in de Letsellijst bedoelde afhankelijkheid als gevolg van het door de Commissie aannemelijk geachte geweldsmisdrijf. Bij eiseres is sprake van een behandeling van zeventien sessies of meer ter behandeling van haar complexe posttraumatische stressstoornis. In dat geval is volgens de Letsellijst een uitkering uit letselcategorie 3 passend. Uit de door eiseres overgelegde medische informatie blijkt niet dat zij langdurig (vooralsnog) tijdelijk afhankelijk is. Het beroep van eiseres richt zich niet tegen de beslissing van de Commissie ten aanzien van lichamelijk letsel (onvoldoende aannemelijk). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Commissie op goede gronden gesteld dat het door eiser ondervonden letsel valt in categorie 3 van de Letsellijst.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het toekennen van een uitkering van € 5.000, - niet onredelijk is. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2613. - - - ## Voetnoten