ECLI:NL:RBROT:2024:9454 - Rechtbank Rotterdam - 30 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2165
[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,
(gemachtigde: mr. A. Dinc),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,
(gemachtigde: [naam]).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tijdelijke verlaging van haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong).
Met het besluit van 9 november 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een maatregel opgelegd, omdat zij zich niet zou houden aan de afspraken in het werkplan. Deze maatregel hield een verlaging in van 75% van haar uitkering voor een periode van vier maanden.
Met het besluit van 26 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de Wajong-uitkering verlaagd met 37,5% in plaats van 75% voor een periode van vier maanden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Totstandkoming van het besluit
1. Eiseres ontvangt sinds 2011 een Wajong-uitkering en hulp bij het zoeken naar een baan. Op 27 oktober 2022 is voor het laatst een werkplan Wajong opgesteld. Hierin staan de afspraken die het UWV en eiseres samen hebben gemaakt. In het werkplan is onder meer vastgelegd dat eiseres gaat solliciteren op werk in de schoonmaak, dat zij wekelijks via de werkmap laat weten wat zij gedaan heeft aan sollicitaties en dat eiseres voor opvang zal zorgen voor haar dochter.
2. Op 8 november 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en het UWV. In dit gesprek heeft het UWV geconcludeerd dat eiseres zich onvoldoende aan de afspraken uit het werkplan heeft gehouden. Het UWV stelt dat eiseres zich onvoldoende beschikbaar stelt voor het vinden van werk. Daaraan legt het UWV vooral ten grondslag dat eiseres geen opvang voor haar dochter heeft geregeld.
3. Met het primaire besluit heeft het UWV de Wajong-uitkering van eiseres over de periode van 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 verlaagd met 75%, omdat zij onvoldoende heeft gedaan om aan het werk te komen en zich niet heeft gehouden aan de afspraken uit het werkplan.
4. Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiseres heeft het UWV dit standpunt gehandhaafd, maar hij heeft het percentage van de verlaging van de uitkering van eiseres aangepast van 75% naar 37,5%, omdat er geen sprake is van een verhoogde verwijtbaarheid.
Standpunt eiseres
5. Eiseres meent dat er geen grond is voor verlaging van haar Wajong-uitkering, omdat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Om die reden is ook de hoogte en duur van de maatregel niet terecht. Aan eiseres is niet duidelijk gemaakt dat zij voor een bepaalde datum aantoonbaar navraag moest doen naar kinderopvang. Zij betwist dat deze verplichting duidelijk en ondubbelzinnig aan haar is opgelegd. Ook had het UWV de maatregel moeten aanzeggen. Eiseres meent dat de oplegging van de maatregel onzorgvuldig is, nu het UWV hieraan alleen de gespreksverslagen van telefoongesprekken ten grondslag legt.
Wettelijk kader
6. Op grond van artikel 2:31, eerste lid, van de Wet Wajong is de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning verplicht in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid te behouden of te verkrijgen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, van artikel 2:31 van de Wet Wajong is de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning in elk geval verplicht om te voldoen aan de verplichtingen die zijn opgenomen in het werkplan als bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
7. Op grond van de artikelen 2:67 en 2:68 van de Wet Wajong en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten (Maatregelenbesluit) legt het UWV een maatregel op als de jonggehandicapte de voornoemde verplichtingen niet voldoende nakomt. Welke maatregel precies moet worden opgelegd, staat in het Maatregelenbesluit. In het Maatregelenbesluit zijn vijf categorieën verplichtingen opgenomen. Volgens artikel 5 van het Maatregelenbesluit is het niet nakomen van de plichten die zijn opgenomen in het werkplan een overtreding van de derde categorie. Dit houdt in, zo blijkt uit artikel 2, eerste lid en onder c, van het Maatregelenbesluit, dat een maatregel wordt opgelegd van 25% (met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15% of ten hoogste 100% van het uitkeringsbedrag) gedurende ten minste vier maanden.
8. Volgens artikel 8 van het Maatregelenbesluit wordt het percentage van de op te leggen maatregel alsmede het minimumbedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, met 50% verhoogd indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen.
9. Uit artikel 2, eerste lid onder d, van de Beleidsregel maatregel UWV (Beleidsregels) volgt dat een maatregel van 25% van het uitkeringsbedrag gedurende vier maanden bij het niet naleven van een verplichting uit de derde categorie aan de belanghebbende wordt opgelegd.
10. Uit artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels volgt dat het percentage van de maatregel wordt verlaagd of verhoogd indien de verminderde of verhoogde ernst of verwijtbaarheid van het niet naleven van de verplichting daartoe aanleiding geven.
Beoordeling door de rechtbank
11. In geschil is of het UWV terecht een maatregel heeft opgelegd en daarmee de Wajong-uitkering van eiseres van 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 heeft verlaagd met 37,5%.
12. Aan eiseres is een maatregel opgelegd omdat zij zich niet zou hebben gehouden aan de re-integratieverplichtingen zoals vastgelegd in het werkplan. In het werkplan van 27 oktober 2022 staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld (onder conclusie en dienstverlening):
‘(..) Wij hebben besproken dat u zelf de volgende acties onderneemt:
13. Vast staat dat eiseres geen opvang voor haar dochter heeft geregeld, terwijl dat wel de afspraak was. Hieruit volgt dat eiseres de verplichtingen die zijn opgenomen in het werkplan niet of niet behoorlijk is nagekomen. Desgevraagd kon eiseres niet aangeven welke opvanglocaties zij heeft benaderd om na te gaan of haar dochter daar een plek kon krijgen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar stelling dat zij heeft geprobeerd opvang te regelen, maar dat het haar niet is gelukt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat uit het werkplan van 4 januari 2022 en de gespreksverslagen blijkt dat het UWV eiseres al geruime tijd en voortdurend wijst op de verplichting om voor opvang voor haar dochter te zorgen.
14. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat het voor haar onvoldoende duidelijk was dat haar – zonder nadere aankondiging – een maatregel opgelegd kon worden als zij de verplichtingen uit het werkplan niet zou nakomen. Niet alleen blijkt uit het werkplan zelf wat van eiseres wordt verwacht, maar dat is haar ook meerdere malen telefonisch meegedeeld. Ook is in het werkplan expliciet opgenomen dat bij het niet nakomen van afspraken een maatregel kan worden opgelegd. Bovendien is in het verleden ook al een keer een maatregel aan eiseres opgelegd.
15. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat het UWV gehouden zou zijn een rapport van zijn bevindingen op te maken.
16. Aldus is sprake van een gedraging als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder c, van het Maatregelenbesluit. Het UWV was daarom bevoegd een maatregel van 37,5% voor de duur van vier maanden aan eiseres op te leggen.
17. Van aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van dringende redenen om af te zien van het opleggen van de maatregel, is de rechtbank niet gebleken. Het betoog ter zitting dat eiseres in de financiële problemen is gekomen na het opleggen van de maatregel, en zij als alleenstaande moeder zonder spaargeld en vaste lasten in het levensonderhoud is aangetast, heeft eiseres op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit niet door de rechtbank wordt gevolgd.
Conclusie en gevolgen
18. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L. van Dijkman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.