Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:5945 - Rechtbank Rotterdam - 27 juni 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2024:594527 juni 2024

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 23/5272

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. C.F.M. van den Ekart),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

Met het besluit van 1 maart 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) afgewezen.

Met het besluit van 23 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres hiertegen ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 7 september 2023.

Eiseres heeft op 13 mei 2024 een aanvullend beroepschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) van 11 november 2012 tot en met 26 maart 2012. Zij heeft zich per 6 februari 2012 ziekgemeld. Het UWV heeft met het besluit van 26 maart 2012 de aanvraag van eiseres om een ZW-uitkering afgewezen. Eiseres heeft tegen deze beslissing geen rechtsmiddelen aangewend.

1.1. Op 16 november 2013 heeft eiseres bij het UWV een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 28 november 2013 afgewezen. In bezwaar heeft het UWV deze beslissing gehandhaafd. De rechtbank heeft met haar uitspraak van 24 maart 2015 (ROT 14/6333) het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.2. Eiseres heeft op 7 juli 2021 een WW-uitkering aangevraagd per 7 november 2011. Deze aanvraag heeft het UWV met het besluit van 8 juli 2021 geweigerd.

2. Op 28 februari 2023 heeft eiseres zich ziekgemeld. Met het primaire besluit is aan eiseres medegedeeld dat zij geen ZW-uitkering kan krijgen, omdat zij geen WW-uitkering ontvangt.

2.1. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet is verzekerd voor de ZW. Het UWV heeft daartoe overwogen dat de WW-uitkering van eiseres met ingang van 26 maart 2012 beëindigd is en de ziekmelding van 28 februari 2023 buiten de verzekerde periode van vier weken valt. Ook verder is volgens het UWV niet gebleken dat eiseres vanuit een dienstverband verzekerd is voor de ZW.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert in beroep aan dat het UWV ten onrechte stelt dat zij niet verzekerd zou zijn voor de ZW en dat haar ziekmelding betrekking zou hebben op de datum 28 februari 2023. Zij is van mening dat zij aanspraak kan maken op een ZW-uitkering. Zij heeft zich al voor 26 maart 2012 ziek gemeld per 6 februari 2012 en zij had in maart 2012 nog een WW-uitkering had, zodat zij nog verzekerd was voor de ZW. Verder stelt eiseres dat zij bij haar aanvraag van 28 februari 2023 heeft aangegeven dat zij per 6 februari 2012 ziek is en ziek is gebleven, waarmee zij om herziening van het besluit van 26 maart 2012 heeft verzocht. Zij verwijst daarvoor naar de uitspraak van de rechtbank van 24 maart 2015 en het door haar in beroep ingediend huisartsenjournaal. Het bestreden besluit is volgens eiseres dan ook onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd tot stand gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de aanvraag van eiseres om een ZW-uitkering heeft afgewezen omdat zij hiervoor niet verzekerd is.

4.1. In artikel 46, eerste lid, van de ZW is bepaald dat degene die binnen vier weken na het einde van zijn verzekering ongeschikt tot werken wordt, tegenover het UWV aanspraak heeft op ziekengeld alsof hij verzekerd was gebleven.

4.2. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij zich op 28 februari 2023 ziek heeft gemeld per 6 februari 2012. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 28 februari 2023 een ziekmelding heeft gedaan bij het UWV en daarbij als eerste arbeidsongeschiktheidsdag 28 februari 2023 heeft opgegeven. Bij brief van 1 maart 2023 heeft het UWV de ziekmelding van eiseres per 28 februari 2023 bevestigd. Eiseres heeft zowel na deze bevestiging van haar ziekmelding als na het primaire besluit niet aangegeven dan wel gecorrigeerd dat zij met haar ziekmelding een andere eerste arbeidsongeschiktheidsdag had beoogd. Ook de stelling van eiseres dat zij met haar ziekmelding beoogd had een herzieningsverzoek in te dienen, wordt niet gevolgd. Uit de stukken blijkt dat eiseres niet eerder dan in de beroepsfase heeft aangegeven dat zij met haar ziekmelding om herziening heeft verzocht van het besluit van 26 maart 2012, waarin het UWV op de ziekmelding van 6 februari 2012 heeft beslist.

4.3. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres zich per 28 februari 2023 ziek heeft gemeld en dat het UWV bij de beoordeling van die ziekmelding terecht van die datum is uitgegaan. Niet in geschil is dat deze datum buiten de verzekerde periode voor eiseres valt. Dit betekent dat het UWV op goede gronden eiseres niet in aanmerking heeft gebracht voor een ZW-uitkering.

4.4. Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de stelling van eiseres dat uit haar medisch dossier genoegzaam blijkt dat zij sinds 6 februari 2012 doorlopend arbeidsongeschikt was. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiseres bij het UWV om herziening kan vragen van het besluit van 26 maart 2012. In dat kader zal moeten worden beoordeeld of eiseres niet op enig moment hersteld is geweest. In die procedure zullen de medische stukken daartoe worden beoordeeld. Eerst indien blijkt dat het besluit van 26 maart 2012 wordt herzien, kan dit tot een ander oordeel leiden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.