ECLI:NL:RBROT:2024:4594 - Rechtbank Rotterdam - 15 mei 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
vonnis
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/665745 / HA ZA 23-814
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[naam man], wonende te Hoogvliet, eiser, advocaat mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse,
tegen
[naam vrouw], wonende te Hoogvliet Rotterdam, gedaagde, advocaat mr. R. Delgado te Hoogvliet Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
mondelinge behandeling is bepaald;
opgemaakt.
1.2. Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad die op 7 december 2022 is beëindigd. Zij hebben samengewoond in de periode augustus 2021 tot en met maart 2023.
2.2. De man was oorspronkelijk alleen eigenaar van de woning aan de [adres] te Hoogvliet Rotterdam (hierna: de woning). De woning was bezwaard met een eerste recht van hypotheek ten behoeve van ABM AMRO Hypotheek Groep B.V. Op 28 september 2022 (1) is de vrouw voor 1% mede-eigenaar van de woning geworden, (2) zijn partijen op beider naam een (tweede)hypothecaire geldlening aangegaan bij ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., ter financiering van de verbouwing van de woning, en (3) hebben partijen een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten (hierna: de samenlevingsovereenkomst). Met de tweede hypothecaire geldlening is niet alleen de verbouwing van de woning betaald, maar is ook een persoonlijke lening van de man bij Nationale Nederlanden van € 23.383,15 en een persoonlijke lening van de vrouw bij Qander van € 17.795,83 afgelost.
2.3. In de samenlevingsovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“ (…) KOSTEN HUISHOUDING Artikel 3 1. Partijen verlenen elkander over en weer volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding, zoals bedoeld in artikel 85 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. 2. Partijen verplichten zich gezamenlijk de kosten van de huishouding te voldoen doch bepalen in onderling overleg in welke verhouding een ieder daar aan bijdraagt. 3. (…) 4. Indien slechts één van de partijen inkomsten heeft, komen de kosten van de huishouding geheel ten laste van die partij. 5. Indien de inkomsten niet toereikend zijn is iedere partij gehouden naar evenredigheid van haar vermogen het tekort aan te vullen. Artikel 4 1. Tot de kosten van de gewone gang van de huishouding worden in voorkomende gevallen onder meer gerekend de huurtermijnen betreffende de door partijen tezamen bewoonde woning, de kosten van gebruikelijke verzekeringen met inbegrip van de premie voor een eventuele ziektekostenverzekering, de kosten van gezamenlijke vakanties en de kosten van medische verzorging alsmede de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen die uit de relatie van partijen zijn geboren dan wel met beiderlei goedvinden in het gezin van partijen zijn opgenomen, dit laatste voor zover deze niet ten laste van een derde komen.(…) ROERENDE ZAKEN Artikel 5 1. De inboedel als bedoeld in artikel 5 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek aangeschaft voor de huishouding tijdens de duur van de onderhavige overeenkomst, zal partijen gemeenschappelijk, ieder voor de onverdeelde helft, toebehoren, voor zover het aan het slot van deze akte bepaalde met betrekking tot zaaksvervanging niet van toepassing is. Onder inboedel worden ten deze mede begrepen elektrische huishoudelijke apparaten, elektronische apparatuur en vervoermiddelen (waaronder auto's, motorfietsen en dergelijke). 2. In alle gevallen waarin tussen partijen verschil van mening bestaat over de eigendom van een zaak en geen van beiden het eigen recht daarop kan bewijzen, wordt die zaak geacht partijen gemeenschappelijk, ieder voor de onverdeelde helft, in eigendom toe te behoren.
2.4. Op 26 mei 2023 hebben partijen een (notariële) akte van verdeling laten opstellen (hierna: akte van verdeling) waarin afspraken over de verdeling van de woning en de bijbehorende hypothecaire geldleningen zijn vastgelegd. In de akte van verdeling is, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“ (…) Aan partijen behoort in de gemeenschap toe het navolgende: Registergoed het woonhuis met berging, onder- en bijgelegen grond en verder toebehoren gelegen te [postcode] Hoogvliet (gemeente Rotterdam), [adres], kadastraal bekend gemeente Hoogvliet sectie **[sectie]**nummer [perceelnummer], groot één are en tweeënveertig centiare (1 a 42 ca), waarvan negenennegentig procent (99%) aan de man toebehoort en één procent (1 %) aan de vrouw. Het registergoed wordt in de verdeling betrokken voor een bedrag gelijk aan de WOZ-waarde ad driehonderdachtenveertigduizend euro (€ 348.000,00). (…)Hypothecaire geldlening Het registergoed is bezwaard met:
- een eerste recht van hypotheek ten behoeve van ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., (…) met een inschrijfbedrag groot tweehonderdvijftigduizend euro (€ 250.000,00), blijkens een akte van geldlening met hypotheekstelling, op achttien juni tweeduizend zeven (…);
- een tweede recht van hypotheek ten behoeve van ABN AMRO Hypotheken— Groep B.V. voornoemd, met een inschrijfbedrag groot vijfenveertigduizend driehonderd negenentwintig euro en vierenvijftig eurocent (€ 45.329,54), (…) Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden, tot zekerheid waarvan het recht van hypotheek is verleend. (…)Verdeling en levering Ter uitvoering van het tussen partijen overeengekomene delen partijen bij deze toe aan de man en wordt bij deze aan de man geleverd, die bij deze aanvaardt: het registergoed, zulks onder de verplichting voor hem om voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en de wederpartij te vrijwaren voor iedere vordering in verband daarmee, alle verplichtingen voortvloeiende uit voormelde hypothecaire geldleningen, zonder enige vergoeding aan de vrouw verschuldigd te zijn. (…) Kwijting en décharge Partijen verklaarden dat de verdeling van de voormelde zaken tot hun volkomen genoegen tot stand is gebracht, dat ieder het hem of haar toekomende heeft ontvangen en dat de deelgenoten elkaar ter zake van de verdeling hiervan over en weer kwijting en décharge verlenen. (…)”
3 Het geschil
3.1. De man vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om aan de man € 23.630,83 te voldoen; II. de auto van partijen (Volkswagen Polo) aan de vrouw toe te delen, waarbij zij de helft van de waarde, € 12.500,=, aan de man moet voldoen; III. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. De conclusie van de vrouw strekt tot afwijzing van het gevorderde.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Vordering I bestaat uit diverse onderdelen die hierna worden besproken.
A: Terugbetaling persoonlijke lening € 17.795,83
4.1. De man vordert veroordeling van de vrouw tot betaling van € 17.795,83. De man voert aan dat met het geld dat beschikbaar kwam met de tweede hypothecaire geldlening de persoonlijke lening van de vrouw van € 17.795,83 is afgelost en dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw het bedrag van de persoonlijke lening van € 17.795,83 aan de man zou terugbetalen. Volgens de man moet de vrouw die afspraak nakomen.
4.2. De vrouw voert gemotiveerd verweer. Ze betwist dat partijen afspraken hebben gemaakt over terugbetaling aan de man van het afgeloste bedrag. Ter zitting verklaarde de vrouw dat de man graag de woning wilde verbouwen. Om die verbouwing te kunnen realiseren, was een tweede hypothecaire geldlening nodig. Partijen hebben toen advies ingewonnen bij een hypotheekadviseur. Diens advies was om gezamenlijk een nieuwe hypothecaire lening aan te gaan, waartoe de vrouw tenminste 1% van de woning diende te verkrijgen, en met het geleende bedrag zowel de persoonlijke lening van de man als de persoonlijke lening van de vrouw af te lossen. Op die manier kon - gezamenlijk - een hoger aan de verbouwing te besteden bedrag worden verkregen dan de man alleen kon bijlenen. De man heeft deze gang van zaken niet betwist. De vrouw heeft aan deze constructie meegewerkt, maar voelt zich dienaangaande misbruikt door de man. De man beëindigde namelijk plotseling de relatie toen de verbouwing klaar was, waarna de vrouw met haar kind en haar hond een nieuwe woning moest zoeken. Zij had haar oude woning opgegeven toen zij ging samenwonen met de man. Met de akte van verdeling bij de notaris hebben partijen bindende afspraken gemaakt en dacht de vrouw alles geregeld te hebben.
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat met de tweede hypothecaire geldlening (onder meer) de persoonlijke lening van de vrouw van € 17.795,83 is afgelost. De persoonlijke lening van de vrouw bestond hierdoor niet langer. Wat resteerde was een gezamenlijke hypothecaire schuld waarvoor beide partijen hoofdelijk aansprakelijk waren. Na de beëindiging van hun relatie hebben partijen over de verdeling van de woning en de draagplicht voor de hypothecaire schuld afspraken gemaakt. Die afspraken zijn vastgelegd in de onder 2.4 genoemde notariële akte van verdeling. De akte van verdeling vermeldt:
“Ter uitvoering van het tussen partijen overeengekomene delen partijen bij deze toe aan de man en wordt bij deze aan de man geleverd, die bij deze aanvaardt: het registergoed, zulks onder de verplichting voor hem om voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en de wederpartij te vrijwaren voor iedere vordering in verband daarmee, alle verplichtingen voortvloeiende uit voormelde hypothecaire geldleningen, zonder enige vergoeding aan de vrouw verschuldigd te zijn.”
Voor de stelling van de man dat de vrouw zich jegens hem heeft verbonden tot (terug)betaling van enig bedrag, biedt de tekst van de akte van verdeling geen enkel aanknopingspunt. Integendeel, de man heeft zich in de akte van verdeling expliciet verbonden om alle verplichtingen voortvloeiende uit de hypothecaire geldleningen voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de tekst van de akte van verdeling dus dat de verdeling van de woning, alsmede de toerekening van de bijbehorende hypothecaire geldlening(en), reeds genoegzaam heeft plaatsgevonden en ook blijkt daaruit dat partijen op dat punt niets meer van elkaar te vorderen hebben. Partijen hebben elkaar immers ook kwijting en décharge verleend ter zake die verdeling. De man heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, laat staan onderbouwd, die een andere uitleg van de afspraken in de akte van verdeling kunnen rechtvaardigen en kon daarom in ieder geval niet volstaan met de blote stelling ‘dat is afgesproken dat de vrouw aan de man een bedrag van € 17.795,83 zou terugbetalen’ zonder daarbij uit te leggen wanneer die afspraak is gemaakt en hoe die stelling zich verhoudt tot de akte van verdeling en de kwijting en décharge. De vordering van de man wordt afgewezen.
B. Diverse kosten
4.4. De man vordert voorts betaling door de vrouw van een aantal door hem betaalde kosten.
Aanbetaling vakantie € 2.000
4.5. De man stelt dat hij de aanbetaling van een vakantie van partijen ad € 2.000,= volledig heeft betaald en dat de vrouw die vakantie na beëindiging van de relatie met haar nieuwe vriend en dochter heeft genoten. Volgens de man moet de vrouw deze kosten aan hem vergoeden. De vrouw voert verweer. Volgens haar is er geen aanbetaling voor een vakantie gedaan en heeft zij de vakantie waar de man op doelt zelf betaald. Er zijn door de man wel bedragen naar haar rekening overgemaakt, maar met dat geld moest de vrouw spullen kopen voor de verbouwing van de woning, wat ze ook heeft gedaan.
4.6. De man heeft geen grondslag voor deze vordering aangevoerd. Op grond waarvan de man mag menen dat de vrouw hem na de verbreking van de samenleving een vergoeding moet betalen voor deze uitgave heeft de man niet gesteld. Hij heeft ook geen bewijs aangeboden dat hij daadwerkelijk een bedrag van € 2.000,= heeft voldaan als aanbetaling voor een vakantie. De vordering wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Oogoperatie € 1.000
4.7. De man vordert dat de vrouw aan hem een bedrag van € 1.000,= zal voldoen in verband met door hem betaalde kosten van de oogoperatie van de vrouw. De man stelt dat de vrouw onvoldoende financiële middelen had om haar oogoperatie te kunnen bekostigen, zodat hij dat bedrag aan haar heeft geleend. De vrouw betwist niet dat de man een bedrag van € 1.000,= heeft voldaan in verband met haar oogoperatie, maar volgens haar was dat aan haar cadeau gedaan. Haar is nooit verteld dat zij het bedrag van € 1.000,= aan de man zou moeten terugbetalen en zij heeft dat ook niet moeten begrijpen. Het was op 26 november 2022, kort voor haar vijftigste verjaardag op 7 december 2022.
4.8. De vordering van de man wordt afgewezen. De man heeft zijn stellingen in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw had de man moeten onderbouwen waaruit blijkt - en de vrouw had moeten begrijpen - dat de man de kosten van de oogoperatie van € 1.000,= onder de voorwaarde heeft betaald dat de vrouw hem die kosten zou terug betalen. Hij heeft dat niet gedaan, en evenmin heeft hij ter zake bewijs aangeboden.
Kledinggeld € 2.400
4.9. De man vordert voorts een bedrag van € 2.400,= van de vrouw. Ook dit bedrag is volgens de man aan de vrouw geleend, omdat de vrouw met haar dochter wilde gaan winkelen. De vrouw betwist dat de man enig bedrag aan haar heeft geleend. Zij heeft haar kleding altijd zelf betaald.
4.10. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw had het op de weg van de man gelegen om zijn vordering nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Ook deze vordering van de man wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Belastingschuld € 435
4.11. De man vordert € 435,= van de vrouw in verband met een schuld bij de Belastingdienst. De vrouw is niet bekend met een schuld bij de belastingdienst.
4.12. De vordering wordt bij gebrek aan gestelde en gebleken grondslag afgewezen. De man heeft nagelaten om deugdelijk te onderbouwen waarom de vrouw het gevorderde bedrag van € 435,= moet betalen aan de man. De man heeft niet aan zijn stelplicht voldaan.
De auto
4.13. De man heeft tot slot verdeling van de auto, een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer] , gevorderd. Onder verwijzing naar artikel 5 van de samenlevingsovereenkomst stelt de man dat de auto gemeenschappelijk eigendom van partijen is. De auto moet daarom nog worden verdeeld. De man wenst dat de auto aan de vrouw wordt toegedeeld, waarbij zij de helft van de waarde, € 12.500,=, aan de man moet voldoen.
4.14. De vrouw heeft gemotiveerd weersproken dat de auto aan partijen gezamenlijk toebehoort. Zij stelt dat de auto op 3 februari 2023 aan haar is geschonken door haar moeder. De samenlevingsovereenkomst was toen al ontbonden en de auto behoort om die reden alleen aan haar toe, aldus de vrouw. Ter onderbouwing heeft de vrouw een verklaring van haar moeder overgelegd.
4.15. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de auto partijen gemeenschappelijk toebehoort. In artikel 5 van de samenlevingsovereenkomst staat:
“De inboedel als bedoeld in artikel 5 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek aangeschaft voor de huishouding tijdens de duur van de onderhavige overeenkomst, zal partijen gemeenschappelijk, ieder voor de onverdeelde helft, toebehoren, (…)”.
Voorts vermeldt artikel 5 van de samenlevingsovereenkomst:
“Onder inboedel worden ten deze mede begrepen elektrische huishoudelijke apparaten, elektronische apparatuur en vervoermiddelen (waaronder auto's, motorfietsen en dergelijke).”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de auto is aangeschaft voor de huishouding. De enkele stelling van de man tijdens de mondelinge behandeling dat de vrouw al 10 jaar in de auto zou rijden, maar pas later eigenaar is geworden van de auto, is onvoldoende. Hieruit volgt niet dat de vrouw de auto tijdens de duur van de samenlevingsovereenkomst heeft aangeschaft, laat staan voor de huishouding. Volgens de vrouw is de auto pas op 3 februari 2023, toen de relatie tussen partijen al was beëindigd, aan haar geschonken. Zij heeft dit onderbouwd met een verklaring van haar moeder. In reactie hierop heeft de man zijn stelling dat en waarom de auto toch is aangeschaft voor de huishouding niet meer nader toegelicht. De vordering van de man wordt afgewezen.
Proceskosten
4.16. De proceskosten van partijen zullen, gelet op hun relatie (ex-partners), worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen van de man af,
5.2. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 15 mei 2024. [3645/638]