ECLI:NL:RBROT:2024:4304 - Rechtbank Rotterdam - 6 mei 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3993
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 mei 2024 in de zaak tussen
[verzoeker](verzoeker)en [verzoekster](verzoekster), uit [plaatsnaam], tezamen verzoekers (gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin), en
de burgemeester van Voorne aan Zee, de burgemeester
(gemachtigde: mr. D. Lier).
Inleiding
1. Bij besluit van 11 april 2024 heeft de locatiemanager Van Almondeweg [plaatsnaam] (flexwoningen) verzoeker opgedragen om met zijn gezin onmiddellijk de opvanglocatie [adres 1] te verlaten en zich op 17 april 2023 te melden op de opvanglocatie aan [adres 2]. Deze “rode kaart” dient tegens als laatste waarschuwing. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, bijgestaan door [naam] als tolk, en de gemachtigde van verzoekers. De burgemeester is met bericht van verhindering niet verschenen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. Verzoekers verbleven samen met hun minderjarige kinderen in een opvanglocatie (flexwoningen) te [plaatsnaam].
5. De burgemeester heeft verzoeker en zijn gezin opgedragen deze opvanglocatie te verlaten en zich te melden voor opvang bij de opvanglocatie te Rotterdam. Hieraan heeft de burgemeester het volgende ten grondslag gelegd.
Op 8 april 2024 heeft zich een incident voorgedaan waarbij de dochter van verzoekers is aangereden. De hulpdiensten waren ter plaatse en hebben het kind medisch onderzocht. De terugkoppeling over het welzijn van het kind was positief. Vervolgens heeft verzoeker de betrokken persoon van de aanrijding en medebewoners van de opvanglocatie fysiek en verbaal bedreigd. Het incident heeft de veiligheid van de bewoners in gevaar gebracht, geleid tot materiële schade, verbaal geweld en fysieke intimidatie en bedreigingen via WhatsApp. In de weken na het incident hebben er verschillende gesprekken plaatsgevonden waarin is geprobeerd om te komen tot een passende oplossing die voor alle betrokkenen acceptabel is. Dit heeft niet geleid tot een bevredigend resultaat. Daarom is besloten dat verzoeker de “rode kaart” ontvangt wat betekent dat hij de opvanglocatie onmiddellijk dient te verlaten en zich dient te melden op de opvanglocatie te Rotterdam. Deze “rode kaart” geldt ook als laatste waarschuwing voor andere accommodaties (opvanglocaties) in Nederland. In geval van een volgende overtreding van de leefregels zijn er in Nederland geen mogelijkheden meer voor verblijf.
6. Verzoekers zijn het niet eens met de beslissing van de burgemeester. Verzoekers willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij hangende de bezwaarprocedure tot zes weken na de beslissing op het bezwaar op de opvanglocatie te [plaatsnaam] mogen verblijven.
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
8. Verzoekers stellen dat het spoedeisend belang is gelegen in het feit dat het voor hen ondoenlijk is om hun kinderen elke dag vanuit Rotterdam naar de basisschool in [plaatsnaam] te brengen. Ook is verzoeker in [plaatsnaam] werkzaam. Hoewel vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het spoedeisend belang nu verzoekers tijdelijk bij vrienden verblijven en ter zitting is gebleken dat hen is toegezegd dat zij terecht kunnen bij de opvanglocatie te Rotterdam, ziet de voorzieningenrechter in dit geval aanleiding voor toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening om de volgende reden.
9. Het is aan de burgemeester om te motiveren waarom hij in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het uitdelen van een “rode kaart”, inhoudende een laatste waarschuwing waarbij verzoekers de opvanglocatie te [plaatsnaam] moesten verlaten en zich in Rotterdam moesten melden bij de opvanglocatie aldaar. De burgemeester heeft de voorzieningenrechter desgevraagd meegedeeld dat er geen andere onderliggende stukken zijn dan het “Huisreglement voor de bewoner(s) van de flexwoningen aan [adres 1]” en een e-mailbericht van 18 april 2024 met een verslag over de melding van het gezin bij de opvanglocatie te Rotterdam. Een beoordelingsverslag door de contactpersoon of een melding van het incident bij de politie, die gelet op de regels van het Huisreglement aanwezig zouden moeten zijn, ontbreken.
10. Daargelaten de vraag of de locatiemanager die het besluit van 11 april 2024 heeft getekend daartoe bevoegd was, heeft de burgemeester in het verweerschrift gesteld dat het besluit voornamelijk is gebaseerd op artikel 9 van de Regeling ontheemden opvang Oekraïne (RooO).
Daarbij komt dat het besluit van 11 april 2024 volgens verzoekers pas op 16 april 2024 aan hen is bekendgemaakt en dat het besluit is genomen naar aanleiding van een incident dat al op 8 maart 2024 heeft plaatsgevonden. Volgens verzoekers zijn er sinds 8 maart 2024 geen conflicten meer geweest en wonen de betrokken personen niet op de opvanglocatie te [plaatsnaam].
Conclusie en gevolgen
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 11 april 2024 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester verzoekers weer zal opvangen op de opvanglocatie in [plaatsnaam].
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Ook moet de burgemeester in de proceskosten worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.750,- (2 punten met een waarde van € 875,- per punt).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
schorst het besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
-
bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden;
-
veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Zie Staatscourant 2022, 9469 en de wijziging 1 oktober 2023, Staatscourant 2023, 26413.