ECLI:NL:RBNNE:2024:666 - Rechtbank Noord-Nederland - 26 februari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/344
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
(gemachtigden: mr. F. Huizenga en N.L. Menso).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek van de huurtoeslag over de jaren 2008, 2010 en 2011.
1.1. Verweerder heeft bij besluit van 11 mei 2022 het herzieningsverzoek van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het herzieningsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Overschrijding beslistermijn
5.1. Eiser voert aan dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden en verzoekt om herziening dan wel toekenning van de huurtoeslag 2008, 2010 en 2011.
5.2. De rechtbank overweegt als volgt. Door verweerder is erkend dat de beslistermijn is overschreden. De beslistermijn is echter geen fatale termijn, maar een termijn van orde.
Afwijzing herzieningsverzoek 2008, 2010 en 2011
6.1. De rechtbank overweegt dat verweerder in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden in het voordeel van de belanghebbende herziet.
6.2. In dit geval eindigde het toeslagjaar 2008 op 31 december 2008, het toeslagjaar 2010 op 31 december 2010 en het toeslagjaar 2011 op 31 december 2011. Gelet hierop eindigde de vijfjaarstermijn voor 2008 op 31 december 2013, voor 2010 op 31 december 2015 en voor 2011 op 31 december 2016. Nu verweerder het herzieningsverzoek op 30 december 2021 heeft ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het verzoek om herziening van de huurtoeslag 2008 en de herziening van de beslissing over de huurtoeslag 2010 en 2011 heeft afgewezen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 21aIn bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen herziet de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden in het voordeel van de belanghebbende.
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 5a1. De Belastingdienst/Toeslagen herziet in het voordeel van de belanghebbende een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden zodra de Belastingdienst/Toeslagen is gebleken dat die tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld, tenzij:a. vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft en de belanghebbende niet binnen een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning om herziening heeft verzocht;
Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:196.
Artikel 21a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
Artikel 5a, onder a, van de Uitvoeringsregeling Awir.