ECLI:NL:RBNNE:2024:3599 - Rechtbank Noord-Nederland - 2 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18.830087.19
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 3 september 2024 in de rechtbank Noord- Nederland op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:23a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
in de zaak tegen
veroordeelde, geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Procesverloop
Bij arrest van 3 augustus 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de veroordeelde wegens opzettelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht - onder meer - ter beschikking gesteld onder voorwaarden en daarnaast aan de veroordeelde opgelegd de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft op 3 mei 2024 schriftelijk de tenuitvoerlegging van bovengenoemde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2024, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, de officier van justitie mr. A.R. Posthuma en als deskundigen [naam] , reclasseringswerker, en P.E. Geurkink, forensisch psycholoog.
De vordering
De vordering strekt ertoe dat de rechtbank - wanneer de termijn van de aan de veroordeelde opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden niet wordt verlengd - de tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking gelast voor de duur van twee jaren en dat daarbij de volgende bijzondere voorwaarden worden opgenomen:
contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
7. Hebben van een dagbesteding;
8. Aan de reclassering inzicht geven in zijn financiën;
9. Zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
10. Aan de reclassering inzicht geven in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners; 10. Niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden
gaan, zonder toestemming van de reclassering; Voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vordert de officier van justitie dat vervangende hechtenis wordt toegepast, telkens voor de duur van ten hoogste twee weken (met een maximum van zes maanden).
Advies van de reclassering
Uit het advies van de reclassering Verslavingszorg Noord-Nederland van maart 2024, opgemaakt en ondertekend door mevrouw [naam] , unitmanager, en mevrouw [naam] , reclasseringswerker, blijkt dat de reclassering primair adviseert de termijn van de aan de veroordeelde opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen. Indien en voor zover de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet wordt verlengd adviseert de reclassering de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ten uitvoer te leggen om zodoende toezicht en controle te blijven houden en de invloed van aanstaande ontwikkelingen op de beschermende en risicofactoren te kunnen monitoren. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld.
Mevrouw [naam] , reclasseringswerker, heeft tijdens de terechtzitting van 3 september 2024 het advies genuanceerd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in: De veroordeelde zit nu in een stadium dat hij wel ambulant zal worden begeleid maar meer op afstand. In dat kader heeft er in mei 2024 een intake plaatsgevonden door de [instelling] . Ook is er herstelbemiddeling aangevraagd bij [instelling] . De veroordeelde heeft geprofiteerd van de behandeling die hij in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft ontvangen. De veroordeelde heeft meer inzicht gekregen in de risicofactoren en zaken waar hij tegenaan kan lopen. Ook is de veroordeelde realistischer geworden en vraagt hij makkelijker om hulp. Er zijn geen signalen ontvangen van de AFPN dat de begeleiding niet goed zou verlopen.
De deskundige P.E. Geurkink heeft tijdens de terechtzitting van 3 september 2024 geadviseerd de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet ten uitvoer te leggen en heeft toegelicht, zakelijk weergegeven: De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is vooral bedoeld om langer toezicht te kunnen houden op mensen met onbehandelbare problematiek. In het geval van veroordeelde is een langer durend toezicht niet strikt noodzakelijk. De veroordeelde heeft geprofiteerd van de behandeling, is stabieler geworden en heeft meer inzicht gekregen in zijn kwetsbaarheden. Ook is de veroordeelde inmiddels zelfstandig gaan wonen en beschikt hij over betaald werk. Hoewel er onder zeer ongunstige omstandigheden kans is op recidive, beschikt de veroordeelde thans over voldoende beschermende factoren die maken dat het recidiverisico als laag moet worden ingeschat.
Standpunten
Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel dient te worden afgewezen. Door de officier van justitie is daartoe aangevoerd dat de door de deskundigen gemaakte inschatting van het recidiverisico de tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet rechtvaardigt. Het standpunt van de verdediging De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich verzet tegen toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Het oordeel van de rechtbank
De maatregel ex artikel 38z, eerst lid, van het Wetboek van Strafrecht strekt primair tot bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van artikel 6:6:23b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering indien:
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder de eerder genoemde beslissingen, de vordering van de officier van justitie en het hiervoor besproken advies van de reclassering.
Uit het advies van de reclassering en de ter zitting gegeven toelichtingen door de deskundigen blijkt dat de veroordeelde heeft geprofiteerd van de behandeling die hij in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft ontvangen. De veroordeelde beschikt thans bovendien over voldoende beschermende factoren die maken dat het recidiverisico als laag moet worden ingeschat. Gelet op het advies van de reclassering, de forensisch psycholoog en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat er niet is voldaan aan de in artikel 6:6:23b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen om de tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel te kunnen gelasten. Naar het oordeel van de rechtbank is tenuitvoerlegging van de maatregel niet noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel dient te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 september 2024.
Mrs. M. Lok en M. Mans zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.