ECLI:NL:RBNNE:2024:1111 - Rechtbank Noord-Nederland - 12 maart 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/193654 / FA RK 24-290 Datum uitspraak: 13 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over de voogdij
in de zaak van
Stichting Nidos, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Nidos,
over
[naam], geboren op [datum] 2024 in Leeuwarden, hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam], hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
1.2. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op de zitting met gesloten deuren op 13 maart 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord:- de moeder;- de vader;- namens Nidos, jeugdbeschermer [naam] ,
- namens de Raad, [naam] .
Ten behoeve van de vader en de moeder is bijstand verleend door een tolk Arabisch (Syrisch-Libanees), te weten S. Dijkman-Mardo.
2 De feiten
2.1. [kind] is op [datum] 2024 geboren in Leeuwarden.
2.2. De minderjarige moeder van [kind] is geboren op [datum] 2008 in [geboorteland] .
2.3. De moeder en de vader zijn op [datum] 2023 gehuwd in Saoedi-Arabië.
2.4. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 november 2023 is stichting Nidos belast met de tijdelijke voogdij over de moeder.
2.5. De vader heeft [kind] niet erkend.
3 Het verzoek
3.1. Nidos verzoekt om te worden belast met de voogdij over [kind] . Ter onderbouwing van het verzoek heeft Nidos het volgende naar voren gebracht.
3.2. De moeder is vanwege haar minderjarigheid - op grond van artikel 1:246 van het Burgerlijk Wetboek (BW) - onbevoegd het gezag over [kind] uit te oefenen. Het huwelijk tussen de ouders wordt in Nederland niet erkend, omdat de moeder nog minderjarig is. Het gezag over [kind] wordt daarom niet uitgeoefend, zodat er in het gezag van [kind] moet worden voorzien. Nidos wenst dat zij met de voogdij over [kind] worden belast, omdat zij ook de voogdij over de moeder uitoefenen. Nidos heeft daarbij ook gesproken over de mogelijkheid om de vader met het gezag te belasten, maar dan zou er ongelijkwaardigheid tussen de ouders worden gecreëerd en dat wordt niet wenselijk geacht.
4 Het standpunt van de belanghebbenden
4.1. De vader en de moeder staan beide achter het verzoek om Nidos te belasten met de voogdij over [kind] .
4.2. De Raad staat ook achter het verzoek, omdat er in het gezag van [kind] moet worden voorzien. Gelet op de expertise van Nidos en omdat zij al betrokken zijn bij de moeder, vindt de Raad het passend dat Nidos wordt belast met de voogdij over [kind] . De Raad heeft ook nagedacht over de mogelijkheid om de vader te belasten met het gezag, maar evenals Nidos acht de Raad dit niet wenselijk. Dit komt omdat de ouders nog maar sinds kort in Nederland zijn en er eerst meer zicht moet komen op de onderlinge verhoudingen tussen de ouders. Daarnaast moet ook worden afgewacht hoe het straks gaat buiten het moeder-kind-huis van Kienn waar de ouders nu met [kind] verblijven.
5 De beoordeling
5.1. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader en de moeder hebben verteld dat zij zijn gehuwd in Saoedi-Arabië. In het kader van dit verzoek, waarbij het huwelijk van partijen in het buitenland is voltrokken, dient ambtshalve de voorvraag beantwoord te worden of dit huwelijk op grond van artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek (BW) erkend wordt in Nederland. De beantwoording van deze (voor)vraag is van belang, omdat een huwelijk dat naar Nederlands recht wordt erkend, met zich kan brengen dat er reeds in het gezag over [kind] is voorzien. Artikel 1:251 BW bepaalt namelijk dat gedurende het huwelijk de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
5.2. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW). Op deze regel geldt een uitzondering. Op grond van artikel 10:32 aanhef en onder c BW wordt namelijk een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden als een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt en dus minderjarig was.
5.3. De moeder van [kind] was op het moment dat zij het huwelijk sloot minderjarig en is nog steeds minderjarig. Het huwelijk komt dan ook niet voor erkenning in aanmerking. Nu aan het huwelijk erkenning wordt onthouden, heeft de biologische vader niet (van rechtswege) het gezag over [kind] gekregen.
Voogdij
5.4. Op grond van artikel 1:295 BW benoemt de rechtbank een voogd over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.5. De rechtbank stelt allereerst vast dat de moeder ten tijde van de geboorte van [kind] minderjarig was en dat zij dat nu nog steeds is. Dit maakt dat de moeder op grond van artikel 1:246 BW onbevoegd is om het gezag uit te oefenen over [kind] . Daarnaast heeft de vader geen gezag over [kind] gekregen, vanwege de redenen zoals hiervoor overwogen.
5.6. Uit het voorgaande blijkt dan ook dat [kind] niet onder ouderlijk gezag staat. Op grond van artikel 1:295 BW dient de rechtbank een voogd te benoemen, die indien nodig belangrijke beslissingen over haar kan nemen. De rechtbank zal daarom, gelet op het belang van [kind] , het verzoek toewijzen en Nidos belasten met de voogdij over [kind] . Nu Nidos ook de voogdij over de moeder uitoefent, vindt de rechtbank Nidos ook het meest voor de hand liggend voor [kind] .
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. belast de Stichting Nidos, gevestigd te Utrecht, met ingang van heden met de voogdij over [kind] , geboren op [datum] 2024;
6.2. bepaalt dat aan Stichting Nidos alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van [kind] die in het belang van [kind] noodzakelijk zijn, worden toegekend;
6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.