ECLI:NL:RBNHO:2025:11502 - Rechtbank Noord-Holland - 2 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/6873
[eiser] , uit Haarlem, eiser,
en
de korpschef van politie
(gemachtigde: mr. E.M. ter Denge).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het gedeeltelijk afwijzen van zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.2. De korpschef heeft dit verzoek met het besluit van 19 juni 2024 deels afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 september 2024 heeft de korpschef het daartegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.3. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van de korpschef. Ter zitting heeft eiser verzocht om wraking van de rechter.
1.5. Nadat het wrakingsverzoek van eiser was afgewezen, heeft de rechtbank het beroep op 21 augustus 2025 wederom op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef.
Totstandkoming van het bestreden besluit
2.1. Eiser heeft op 4 mei 2024, gespecificeerd op 16 mei 2024, bij de korpschef verzocht om verstrekking op grond van artikel 5.5 van de Woo van alle informatie over twee samenhangende gebeurtenissen op 14 oktober 2023 (huisbezoek) en 15 oktober 2023 (fysiek incident op het politiebureau).
2.2. In het primaire besluit van 19 juni 2024 heeft de korpschef het Woo-verzoek van eiser deels afgewezen. De korpschef heeft tijdens zijn zoekslag de Basis Voorziening Handhaving geraadpleegd en heeft daar een mutatierapport van 15 oktober 2023 aangetroffen. Bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) heeft de korpschef twee videobestanden/camerabeelden van het voorval van 15 oktober 2023 aangetroffen. Eiser heeft dit mutatierapport en de camerabeelden reeds ingezien tijdens een inzage met een medewerker van de Privacydesk en een medewerker van de afdeling VIK. Het verstrekken van het mutatierapport en de camerabeelden wordt geweigerd, omdat ze zijn verwerkt in het kader van de politietaak en dus moeten worden aangemerkt als politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens (Wpg). De Wpg biedt als uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens geen ruimte voor toepassing van de Woo. De korpschef heeft het verstrekken van de camerabeelden subsidiair geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e en i, van de Woo. Tot slot heeft de korpschef van de afdeling VIK de volgende documenten ontvangen: (1) drie door eiser ingevulde klachtformulieren die zien op hetgeen is voorgevallen op 14 en 15 oktober 2023; (2) een door eiser gedane aangifte van 25 oktober 2023; en (3) een afdoeningsbrief van 17 januari 2024. De korpschef heeft met het primaire besluit de drie klachtformulieren aan eiser verstrekt met weglakkingen onder verwijzing naar artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo. De aangifte en de afdoeningsbrief waren reeds aan eiser verstrekt.
2.3. Het bezwaar van eiser richt zich op het niet verstrekken, al dan niet geanonimiseerd, van het mutatierapport en de camerabeelden. Verder beschikt de politie volgens eiser over andere camerabeelden met betrekking tot het voorval van 15 oktober 2023, waarin eiser in het kader van de behandeling van zijn klacht/aangifte, geen inzage heeft gehad. Eiser verzoekt de korpschef ook deze beelden aan hem te verstrekken op grond van artikel 5.5 van de Woo.
2.4. In het bestreden besluit op bezwaar van 23 september 2024 heeft de korpschef het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Bij een aanvullende zoekslag in het kader van de bezwaarprocedure zijn op een back-upsysteem van de politie nog twee videobestanden aangetroffen die afkomstig zijn van de twee camera’s boven de balie, opgenomen op 15 oktober 2023. Deze camerabeelden bevatten voor een deel politiegegevens, namelijk uitsluitend het deel dat direct ziet op het fysieke voorval en de aanleiding daartoe. Voor het overige deel bevatten de beelden geen politiegegevens, omdat hierop verder niet iets te zien is wat betrekking heeft op het fysieke voorval. Dit overige deel valt derhalve buiten de reikwijdte van het Woo-verzoek, zodat dit deel niet aan eiser wordt verstrekt op grond van artikel 5.5 van de Woo. Omdat de Wpg van toepassing is op de informatie waarop het Woo-verzoek ziet, wordt het verstrekken van deze camerabeelden ook geweigerd. Indien eiser de camerabeelden wenst in te zien dan kan eiser daartoe een verzoek indienen op grond van de Wpg.
2.5. In beroep voert eiser aan dat het verstrekken van de camerabeelden ten onrechte wordt geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Woo. De afscherming van de identiteit van de wijkagent en zijn collega op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e en i, van de Woo treft geen doel omdat de wijkagent zelf het publieke domein opzoekt. Artikel 5.5 van de Woo bevat een regeling voor individuele verstrekking van de op eiser betrekking hebbende informatie. Deze bepaling is bedoeld als vangnet en is in onderhavige kwestie onmiskenbaar aan de orde. Wanneer het verstrekkingsregime opgenomen in de Wpg faalt, dan dient artikel 5.5 van de Woo in werking te treden om eiser van informatie te kunnen voorzien. Eiser verzoekt de rechtbank het bestreden besluit te vernietigen als zijnde in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur met veroordeling van de korpschef in de proceskosten. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat het mogelijk is om de camerabeelden te blurren en documenten gelakt te verstrekken en eiser vraagt zich af waarom dit hier niet is gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Artikel 5.5 van de Woo
4.1. Op grond van artikel 5.5, eerste lid, van de Woo verstrekt een bestuursorgaan, zoals de korpschef, ‘onverminderd het elders bij wet bepaalde’ op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon de op die persoon betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1 of artikel 5.2 genoemd belang zich daartegen verzet.
4.2. In de geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Woo is opgenomen: “Met de term ‘onverminderd het elders bij wet bepaalde’ wordt duidelijk gemaakt dat een andere regeling betreffende op een verzoeker betrekking hebbende gegevens voorrang heeft.”
4.3. De rechtbank komt gelet op de hierboven weergegeven wetsgeschiedenis tot de conclusie dat eiser met zijn verzoek op grond van artikel 5.5 van de Woo niet de informatie kan verkrijgen waar hij om heeft gevraagd. Het mutatierapport en de camerabeelden zijn verwerkt in het kader van de politietaak en moeten dus worden aangemerkt als politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. De Wpg regelt zowel de openbaarmaking als de individuele verstrekking en is daarmee uitputtend. Omdat de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens bevat, kan de korpschef de gevraagde informatie niet op grond van artikel 5.5 van de Woo verstrekken. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het klopt dat artikel 5.5 van de Woo bedoeld is als vangnetbepaling, maar bij de behandeling van een Woo-verzoek op grond van dit artikel moet, gelet op de woorden ‘onverminderd het elders bij wet bepaalde’, eerst worden beoordeeld of er sprake is van een andere regeling voor de op eiser betrekking hebbende gegevens. Is dit het geval, dan heeft die regeling voorrang. Er is in dat geval geen plaats meer voor artikel 5.5 van de Woo, omdat dit artikel niet bedoeld is om toch documenten te krijgen die eiser op grond van een andere regeling niet behoort te krijgen.
4.4. Het voorgaande betekent dat eiser alleen op grond van de Wpg kan verzoeken om inzage in het mutatierapport en de camerabeelden. Uit het primaire besluit blijkt dat eiser inmiddels het mutatierapport en de in dat besluit vermelde camerabeelden heeft ingezien. Ten aanzien van de camerabeelden die naar aanleiding van de tweede zoekslag naar boven zijn gekomen heeft de korpschef ter zitting toegezegd dat eiser daar eveneens inzage in kan krijgen via een verzoek op grond van de Wpg.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, e en i, van de Woo
- De korpschef heeft het verstrekken van de camerabeelden subsidiair geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e en i, van de Woo, maar niet op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Woo. De beroepsgronden die eiser hiertegen heeft aangevoerd, behoeven gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1-4.4 geen verdere bespreking.
Tot slot
- Eiser verzoekt tot slot de rechtbank een aanbeveling te doen bij het Openbaar Ministerie om een onderzoek te gelasten door de Rijksrecherche voor de vele wanordelijkheden en integriteitsschendingen bij de politie Haarlem. Hierbij dient volgens eiser gelijktijdig onderzoek gedaan te worden naar de rol van de gemeente Haarlem ten aanzien van het vermeende misbruik van recht en het vermeende misbruik van macht alsook naar de heimelijke en onrechtmatige aansturing op het politieapparaat door verschillende (door eiser opgesomde) personen. Verder verzoekt eiser de rechtbank om een valse aangifte te onderzoeken alsmede de drie buiten behandeling gestelde aangiftes van eiser. Ook verzoekt eiser de rechtbank om een oordeel te geven over een door eiser op 30 januari 2024 ingediend Wpg-verzoek. Tot slot heeft eiser op 11 maart 2025 nog stukken overgelegd die betrekking hebben op een Wpg-verzoek van 8 januari 2025. De rechtbank laat dit alles buiten beschouwing, omdat in deze uitspraak uitsluitend de besluitvorming over het Woo-verzoek van 4 mei 2024 ter beoordeling voorligt.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Kamerstukken I, 2021/22, 33328, AB, bijlage, p. 105.
Kamerstukken I, 2021/22, 33328, AB, bijlage, p. 105 en 106.
Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3112, en de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 augustus 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:3228.