Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2023:14179 - Rechtbank Noord-Holland - 14 december 2023

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2023:1417914 december 2023

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Handel, Kanton en Bewind locatie Alkmaar

Zaaknummer : 10755104 \ WM VERZ 23-680 CJIB-nummer : [nummer] Uitspraakdatum : 15 december 2023

Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting

in de zaak van [betrokkene] gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 1 december 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is tezamen met zijn echtgenote verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.

De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren.

Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene doet een beroep op de bijzondere medische omstandigheden waarin hij zich bevond, waardoor hij is vergeten het voertuig te laten keuren. Betrokkene stelt dat hij herstellende was van een hartinfarct en de daaraan gerelateerde operatie eind juni 2022. Betrokkene voert aan dat hij op 19 juni 2022 is opgenomen in het ziekenhuis en dat het tot zeker 2 augustus 2022 niet verantwoord was om zelf een gemotoriseerd voertuig te besturen. De gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene na het ontvangen van de boete met bekwame spoed alsnog heeft zorggedragen voor het APK keuren van het voertuig en dat de boete zou moeten worden gematigd. Op de zitting voert betrokkene aanvullend aan dat zij al die tijd hun andere auto gebruikten en de betreffende auto niet werd gebruikt en in de garage stond.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich op de zitting – naar aanleiding van het mondelinge verweer van betrokkene – op het standpunt gesteld dat de boete gelet op de omstandigheden gematigd dient te worden tot de helft.

De kantonrechter overweegt dat de gedraging vast staat, omdat het voertuig op de genoemde datum inderdaad niet APK-gekeurd was. Dat betekent dat een boete kon worden opgelegd. Gebleken is dat betrokkene het voertuig op 3 augustus 2022 alsnog heeft laten keuren. Gelet op de aangevoerde omstandigheden en gelet op het feit dat voldoende aannemelijk is dat het voertuig niet op de weg is geweest, volgt de kantonrechter de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt dat de boete wordt gematigd tot de helft.

Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 866,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond; ‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten); ‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt; ‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; ‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.

De griffier De kantonrechter

Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.

Datum toezending: