Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:5193 - Rechtbank Midden-Nederland - 1 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:51931 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER

Locatie: Utrecht Zaaknummers: 600241 HA RK 25-169 en 600243 HA RK 25-170

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 1 oktober 2025

op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van:

[verzoeker] , wonende in [woonplaats] hierna: verzoeker.

1 De procedure

1.1. Verzoeker heeft op 25 september 2025 wrakingsverzoeken ingediend in de zaken met zaaknummers UTR 25/5039 en UTR 25/4628 (hierna: de hoofdzaken).

1.2. De verzoeken zijn niet op zitting behandeld omdat direct duidelijk was dat verzoeker niet-ontvankelijk is.[1]

1.3. In beide verzoeken is de uitspraak bepaald op vandaag.

2 Het wrakingsverzoek

2.1. In de hoofdzaken heeft de griffier van de rechtbank op 11 september 2025 een brief gestuurd aan verzoeker. Uit die brief blijkt dat verzoeker in de hoofdzaken een beroep had gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van het griffierecht. Dat beroep is afgewezen. Daarnaast heeft verzoeker een termijn gegund gekregen om omstandigheden aan te dragen waarom hij in dit geval geen misbruik van recht maakt. Verzoeker is het hier niet mee eens en daarom heeft hij zijn wrakingsverzoeken ingediend.

3 De beoordeling

Het toetsingskader

3.1. In artikel 8:15 Awb staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2. Alleen een rechter die een zaak behandelt, kan dus worden gewraakt. In de hoofdzaken is (nog) geen sprake van een behandelend rechter. Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoeken.

4 De beslissing

De wrakingskamer:

4.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoeken;

4.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank;

4.3. bepaalt dat de procedures van verzoeker met zaaknummers UTR 25/5039 en UTR 25/4628 moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege de wrakingsverzoeken.

Deze beslissing is genomen door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. J.R. Hurenkamp en mr. C.P. Lunter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Zie artikel 2.4.2. onder e van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.


Voetnoten

Zie artikel 2.4.2. onder e van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.