ECLI:NL:RBMNE:2024:4474 - Rechtbank Midden-Nederland - 16 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4560
(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
**het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college),**verweerder (gemachtigde: E. Chahid).
Inleiding en procesverloop
1. Eiser ondervindt door zijn psychische en psychosociale beperkingen problemen in zijn zelfredzaamheid. Bij besluit van 18 juni 2019 is aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding voor 4 uur per week toegekend met ingang van 2 juni 2019 tot en met 30 mei 2022 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
2. Eiser heeft op 11 maart 2022 gevraagd om verlenging van zijn indicatie en uitbreiding van zorg voor 2 uur per week. Met de primaire besluiten van 3 mei 2022 heeft het college eiser over de periode 4 april 2022 tot en met 4 april 2027 een pgb voor 4 uur individuele begeleiding per week toegekend. Het college heeft de verzochte uitbreiding voor 2 uur per week afgewezen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college is bij zijn eerdere besluiten gebleven.
4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Tevens is verschenen de dochter van eiser: [dochter] .
Beoordeling door de rechtbank
6. Het college stelt dat het niet over de deskundigheid beschikt om te beoordelen of de door het buurtteam toegekende 4 uur individuele begeleiding voldoende is. Hiervoor is volgens het college de inzet van een deskundige noodzakelijk en daarom heeft het college [adviesbureau] ingeschakeld. Doordat eiser gebruik maakt van zijn blokkeringsrecht kan het college de uitkomst van dit onderzoek niet inzien en kan het college de omvang van de benodigde individuele begeleiding niet vaststellen. Eiser handelt volgens het college in strijd met de meewerkplicht van artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo. De door eiser overlegde brief van zijn psycholoog van 13 juli 2023 is onvoldoende voor het college om ondanks dat eiser gebruik heeft gemaakt van zijn blokkeringsrecht de omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening vast te stellen. Hieruit blijkt niet wat de aard en omvang is van de ondersteuning thuis door een familielid.
7. Eiser is het hier niet mee eens. Eiser vindt dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser heeft niet zonder reden gebruik gemaakt van het blokkeringsrecht. De medisch adviseur heeft niet alle feiten correct in beeld gebracht en daardoor een ondeugdelijk advies gegeven. Eiser heeft in bezwaar medische informatie overlegd waarop het college het bestreden besluit had kunnen baseren.
8. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank oordeelt dat het college het toegekende pgb niet hoefde uit te breiden. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Eiser moet
10. Eiser heeft met inroeping van zijn blokkeringsrecht geweigerd het medisch rapport van [adviesbureau] aan het college te verstrekken. Het gevolg van het inroepen van het blokkeringsrecht is dat de medisch adviseur geen inhoudelijk medisch advies heeft uitgebracht. Daardoor heeft eiser verhinderd dat het college kan vaststellen of het onderzoek zorgvuldig is geweest en of er een medische noodzaak bestaat voor de gevraagde maatwerkvoorziening. De gevolgen van dit niet meewerken komen, gelet op wat hiervoor is overwogen, voor rekening en risico van eiser. Dat eiser de medisch adviseur niet vertrouwde en om persoonlijke redenen heeft gekozen om van zijn blokkeringsrecht gebruik te maken, maakt dit niet anders. Anders dan eiser aanvoert ziet de rechtbank niet dat het college in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Eiser heeft in bezwaar een rapport van de psycholoog/psychotherapeut van 13 juli 2023 ingebracht. Het college hoefde naar het oordeel van de rechtbank in dit rapport geen aanleiding te zien om zonder medisch advies de gevraagde uitbreiding toe te kennen of een second opinion aan te vragen. Daarvoor moet het college eerst vaststellen dat het onderzoeksrapport van [adviesbureau] onjuist is. De brief van de psycholoog geeft een beschrijving van eisers psychische klachten, maar geeft geen inzicht in de extra begeleiding die eiser nodig zou hebben en of dit ondervangen kan worden met de voorliggende voorziening voor administratie en gebruikmaking van gebruikelijke hulp.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 7:464, tweede lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Opgenomen in artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo.
Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 oktober 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:2020).