Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:3826 - Rechtbank Midden-Nederland - 18 juni 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2024:382618 juni 2024

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/3404

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat)

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Maas en [gemachtigde] ).

Zitting

In deze zaak heeft de rechtbank een mondelinge uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.

Bij de zitting waren de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de korpschef aanwezig. De rechtbank heeft hen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

1. Deze zaak gaat over een registratie in het politiesysteem over een controle van eisers bedrijfspand. Eiser wil dat die registratie verwijderd wordt. De korpschef heeft dat geweigerd met het besluit van 15 juni 2023 en heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard met het besluit van 22 juni 2023. Eiser heeft beroep ingesteld en de korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

2. In de registratie in het politiesysteem staat het volgende:

3. Als iets onjuist in het politiesysteem staat, dan heeft degene over wie het gaat het recht dat dit gerectificeerd wordt. Dit staat in artikel 28 van de Wet politiegegevens.

4. Eiser vindt dat de registratie onjuist is, omdat het duidelijk is dat er geen enkele relatie is tussen eiser en zijn bedrijfspand enerzijds en de Opiumwet anderzijds. De korpschef erkent dat zelf ook, want in het besluit staat expliciet dat er bij de controle geen onregelmatigheden zijn geconstateerd. Volgens eiser was het voor iedereen duidelijk dat het snoer naar de sfeerverlichting liep en nooit een verdenking op grond van de Opiumwet kon opleveren. De controle was dan ook overtrokken. Het besluit om niet te rectificeren is onzorgvuldig tot stand gekomen en niet goed gemotiveerd.

5. Eiser krijgt geen gelijk. Er staat namelijk geen fout in de registratie. Het klopt immers dat de politie in eerste instantie dacht er een overtreding van de Opiumwet zou kunnen spelen. En daarmee klopt ook de omschrijving van de aanleiding voor de controle in de registratie. Eiser vindt in feite dat de controle nooit heeft mogen plaatsvinden, maar het is nu eenmaal zo dat die controle er is geweest. En daar hoort de beschrijving in het registratiesysteem bij. Of de politie wel of niet een goede reden had om het pand van eiser te controleren, is in deze procedure verder niet relevant. En als iemand die registratie later ziet, zal ook duidelijk worden dat het om een vergissing ging, want er staat meteen bij dat er niets onregelmatigs is gevonden en dat eiser een fruitmand kreeg voor de schrik.

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de korpschef de registratie in het politiesysteem niet hoeft te rectificeren. De korpschef hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.