ECLI:NL:RBLIM:2024:1997 - Rechtbank Limburg - 24 april 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
vonnis
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/312238 / HA ZA 22-550
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser], thans verblijvende in de [naam PI] , eiser, advocaat mr. A.F.G. Pennino;
tegen:
de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED B.A., gevestigd te Den Haag, advocaat mr. M.S.E. van Beurden.
terwijl op de voet van artikel 7:954 lid 6 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) in het geding is geroepen:
- de stichting STICHTING MONDRIAAN, gevestigd te Heerlen, gedaagden, advocaat mr. M.S.E. van Beurden.
Partijen zullen hierna [eiser] , Centramed en Mondriaan genoemd worden.
1 Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [eiser] is begin september 2018 ’s nachts na het gebruik van verdovende middelen in een angstige toestand van Hoensbroek naar Heerlen gerend, in de veronderstelling dat hij achtervolgd werd. De dienstdoende huisarts heeft hem Olanzapine, een antipsychoticum, voorgeschreven en heeft hem doorverwezen naar psychiater [naam psychiater 1] . Volgens [naam psychiater 1] was er waarschijnlijk sprake van een rand-psychotische decompensatie met paranoïde waanachtige ideeën mede veroorzaakt door stress en wietgebruik. Als behandeling heeft [naam psychiater 1] voorgesteld het medicijn Olanzapine voort te zetten, dat eventueel in een later stadium te halveren en onderzoek te doen naar het vermoeden van een autismespectrumstoornis.
2.2. De huisarts heeft [eiser] op 18 september 2018 naar de GGZ-instelling Mondriaan te Heerlen verwezen. Omdat [eiser] toen in Den Haag woonde, is de verwijzing naar Mondriaan door Mondriaan omgezet in een verwijzing naar PsyQ in Den Haag.
2.3. Op 3 november 2018 heeft [eiser] een zelfmoordpoging ondernomen. In verband daarmee is [eiser] van 4 tot en met 15 november 2018 opgenomen geweest op de afdeling psychiatrie van het Haaglanden Medisch Centrum in Den Haag (verder te noemen: HMC).
2.4. Volgens HMC lag de trigger voor de zelfmoordpoging mogelijk in een opeenstapeling van sociale problemen, stress en zeer waarschijnlijk ook een toename van cannabisgebruik. HMC acht nadere diagnostiek nodig net als intensief contact. [eiser] is verwezen naar de spoedpoli van Mondriaan. Na zijn ontslag uit HMC heeft hij verbleven bij zijnouders, omdat hij, volgens HMC reële, bezwaren had tegen opname op een reguliere GGZ afdeling.
2.5. Vanaf 16 november 2018 is [eiser] behandeld bij Mondriaan door in ieder geval psychiater [naam psychiater 2] , psychiater [naam psychiater 3] , arts in opleiding tot psychiater [naam psychiater 4] , basisarts [naam basisarts] , verpleegkundig specialisten [naam verpleegkundig specialist 1] en [naam verpleegkundig specialist 2] , verpleegkundige [naam verpleegkundige] , GZ psycholoog [naam GZ-psycholoog] , psychodiagnostisch medewerker [naam psychodiagnostisch medewerker] en agogisch medewerker [naam agogisch medewerker] . Voorafgaand aan de behandeling bij Mondriaan, heeft [naam psychiater 2] telefonisch overleg gehad met een arts van HMC.
2.6. Een deel van de bevindingen van het behandelteam naar aanleiding van de contacten met [eiser] is hieronder vermeld:
2.7. Op 4 mei heeft [eiser] in Den Haag een persoon van het leven beroofd. Na die datum luidt een deel van de bevindingen van het behandelteam als volgt:
2.8. Op 7 mei 2019 heeft [eiser] in Brunssum twee mensen van het leven beroofd.
2.9. Bij vonnis van 30 juli 2020 van de strafkamer van deze rechtbank is [eiser] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar en tbs met dwangverpleging wegens 3 moorden. In hoger beroep is [eiser] bij arrest van het gerechtshof Den Bosch van 17 maart 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar en tbs met dwangverpleging. Bij arrest van 17 oktober 2023 heeft de Hoge Raad de veroordeling van het gerechtshof in stand gelaten, met dien verstande dat vanwege de duur van de procedure de opgelegde gevangenisstraf verlaagd is tot 21 jaar en 10 maanden.
2.10. Bij brief van 4 maart 2020 heeft [eiser] Mondriaan aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt te hebben geleden doordat Mondriaan hem geen goede behandelding zou hebben gegeven.
2.11. De verzekeraar van Mondriaan, Centramed, heeft [eiser] op 23 september 2020 schriftelijk bericht dat Mondriaan aansprakelijkheid afwijst.
3 Het geschil
3.1. [eiser] stelt dat Mondriaan tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hem en Mondriaan tot stand gekomen geneeskundige behandelovereenkomst, althans dat Mondriaan onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Doordat Mondriaan hem niet goed behandeld heeft, heeft hij de drie levensdelicten gepleegd. [eiser] houdt Mondriaan aansprakelijk voor de schade die hij lijdt als gevolg van die delicten. De schade bestaat onder meer uit de beeldvorming die in de samenleving is ontstaan over zijn persoon, waardoor een terugkeer in de samenleving vrijwel onmogelijk is. Zijn vrijheid is hem gedurende een zeer lange tijd ontnomen en hij zal moeten leven met het nauwelijks te verwerken besef dat hij drie mensen van het leven heeft beroofd. [eiser] stelt verder dat hij gedurende zeer lange tijd verstoken is gebleven van medische behandeling, waardoor de kans op een restloos herstel kleiner wordt. Hij heeft alle kansen verloren op een normaal leven: een relatie, kinderen, en een maatschappelijke carrière. Ten slotte stelt [eiser] dat zijn schade bestaat in kosten die voor zijn rekening komen, niet alleen in verband met de strafzaak, maar ook in verband met deze procedure.
3.2. Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.3. Centramed voert verweer. Mondriaan heeft zich daarbij aangesloten.
3.4. Op de standpunten van partijen zal hieronder, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. [eiser] en Mondriaan hebben een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten. Op grond van artikel 7:453 BW is Mondriaan verplicht bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlenen in acht te nemen en moet zij daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard en kwaliteitstandaarden.
Standpunt [eiser]
4.2. [eiser] betoogt dat Mondriaan niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Hij verwijst onder meer naar het partijdeskundigenrapport van [naam psychiater 5] , psychiater, en maakt Mondriaan onder meer de volgende verwijten:
4.3. Volgens [eiser] hebben deze tekortkomingen van Mondriaan er toe geleid dat hij begin mei 2018 in een psychose geraakt is. Onder invloed van deze psychose heeft hij op 4 en 7 mei 2018 de levensdelicten gepleegd.
Standpunt Mondriaan en Centramed
4.4. Centramed is in deze procedure de gedaagde partij. Aangezien het geschil echter betrekking heeft op het handelen van Mondriaan - en Mondriaan zich heeft aangesloten bij de stellingen van Centramed - zal hierna het verweer worden besproken als ware dat door Mondriaan gevoerd.
4.5. Mondriaan vindt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij verwijst daarbij naar het partijdeskundigenrapport van [naam psychiater 6] , psychiater. In de kern komt het verweer van Mondriaan en Centramed op het volgende neer: a) de diagnostiek naar ADHD (en ASS) was in overeenstemming met de geldende professionele standaard; b) conform de richtlijn ADHD bij volwassen was dex-amfetamine het middel van eerste keus ter behandeling van de klachten als gevolg van ADHD; c) na het starten van de medicatie is [eiser] frequent gezien en opgevolgd door [naam GZ-psycholoog] en [naam verpleegkundig specialist 1] . De door [eiser] genoemde bijwerkingen waren ‘normale’ bijwerkingen. Deze bijwerkingen noopten niet tot heroverweging van de behandeling; d) Het vreemde gedrag dat de ouders van [eiser] meldden, is niet waargenomen door de behandelaars. Hij maakte in het gesprek van 3 mei 2019 geen andere indruk dan bij eerdere gesprekken. Hetzelfde geldt voor het gesprek van 5 mei 2019. In dat gesprek is expliciet gevraagd naar stemmen/hallucinaties, drugsgebruik en suïcidaliteit. [eiser] ontkende dit op geloofwaardige en consistente wijze.
4.6. Mondriaan betwist ook dat sprake is van een causaal verband tussen de vermeende tekortkoming en de door [eiser] gestelde schade. Volgens haar staat niet vast dat bij [eiser] tijdens de moorden sprake was van een psychose of een psychotisch toestandsbeeld en, voor zover dat wél het geval was, dat de psychose is veroorzaakt door de voorgeschreven dex-amfetamine.
4.7. Mondriaan voert verder als verweer dat de schade op grond van artikel 6:98 BW haar niet kan worden toegerekend: hetgeen [eiser] heeft gedaan staat in een te ver verwijderd verband met de vermeende tekortkoming om het handelen nog aan haar te kunnen toerekenen.
4.8. Ten slotte voert Mondriaan het verweer dat er aan de zijde van [eiser] sprake is van een aanzienlijke mate van eigen schuld doordat hij tegenover zijn behandelaars bij Mondriaan niet open en eerlijk is geweest over wat er in hem omging en omdat hij tegen het advies van zijn behandelaren in verdovende middelen is blijven gebruiken naast het gebruik van de voorgeschreven dex-amfetamine. De ernst van het onrechtmatig handelen van [eiser] ten opzichte van zijn slachtoffers brengt bovendien met zich mee dat hij jegens Mondriaan geen aanspraak kan maken op vergoeding van schade die hij lijdt door de (naar de rechtbank begrijpt: strafrechtelijke) veroordeling vanwege dat onrechtmatig handelen. De billijkheid brengt met zich mee dat, onder deze omstandigheden, de schade voor rekening van [eiser] zelf moet blijven.
Het oordeel
4.9. De rechtsvraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of Mondriaan bij de behandeling van [eiser] voldaan heeft aan haar zorgplicht. Om die vraag te kunnen beantwoorden zal allereerst beoordeeld moeten worden of een redelijk handelend behandelaar de diagnose ADHD bij [eiser] mocht stellen. Indien het antwoord bevestigend luidt, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of er aanleiding had moeten zijn om het medicijn dex-amfetamine desondanks niet voor te schrijven. Indien moet worden geconcludeerd dat de diagnose ADHD niet had mogen worden gesteld, staat vast dat het gebruik van dex-amfetamine niet had mogen worden voorgeschreven. Niet in geschil is immers dat er geen andere reden was of kon zijn om dit medicijn voor te schrijven aan [eiser] . Als dat wel had gemogen, in het geval de diagnose ADHD gesteld mocht worden, is het de vraag of dat gecombineerd had moeten worden met het voorschrijven van een antipsychoticum en ook of de situatie van [eiser] vervolgens voldoende is gemonitord.
4.10. Aan de hand van het antwoord op de onder 4.13 vermelde vragen kan de rechtbank vaststellen of Mondriaan toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten geneeskundige behandelovereenkomst. Daarbij merkt de rechtbank op dat Mondriaan niet heeft gesteld dat, indien de aan haar gemaakte verwijten leiden tot de conclusie dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Indien Mondriaan tekort is geschoten, moet worden beoordeeld of dat ertoe heeft geleid dat [eiser] in een psychose is komen te verkeren. Indien dat kan worden vastgesteld, dient te worden beoordeeld of [eiser] als gevolg van die psychose de levensdelicten heeft gepleegd.
4.11. De rechtbank stelt voorop dat de norm aan de hand waaraan het handelen van de betrokken behandelaars moet worden getoetst, is hoe een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld, gelet op de voorhanden informatie ten tijde van het handelen, de toenmalige stand van de wetenschap en de toenmalige inzichten, de geldende protocollen en de stand van de techniek. De norm is steeds die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot. Dat de behandeling wellicht beter had gekund en dus niet heeft voldaan aan de hoogste normen, is niet relevant. Met de term “redelijk” wordt bedoeld een goed gemiddelde.
4.12. Zoals hierboven al is weergegeven, hebben partijen hun standpunten mede gebaseerd op en onderbouwd met partijdeskundigenberichten. De psychiaters [naam psychiater 5] en [naam psychiater 6] waren aanwezig bij de mondelinge behandeling en zijn door de rechtbank uitgebreid bevraagd. Alle partijdeskundigen hebben hun standpunten uitgebreid, inzichtelijk en overtuigend onderbouwd en elkaars standpunten eveneens uitgebreid, inzichtelijk en overtuigend onderbouwd weersproken. De rechtbank beschikt niet over de medische expertise om die standpunten op juistheid te kunnen beoordelen. Evenmin kan worden gezegd dat de diverse berichten - ook voor leken op medisch gebied te constateren - inconsistenties of onlogische redeneringen en/of conclusies bevatten. Met andere woorden: de rechtbank is niet in staat op basis van die deskundigenberichten te beoordelen wie het gelijk aan zijn of haar zijde heeft. Mede gelet op het feit dat de bedoelde deskundigenberichten zijn opgesteld op verzoek van partijen afzonderlijk, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een (of meer) onafhankelijk, door de rechtbank te benoemen, deskundige(n).
4.13. De rechtbank heeft dus het voornemen een deskundigenbericht te gelasten en aan de deskundige de hierna geformuleerde vragen te stellen. Naast de hoofdvragen vermeldt de rechtbank subvragen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank dat het deskundigenonderzoek zich enkel beperkt tot deze subvragen. Als de deskundige(n) voor de beantwoording van de hoofdvragen ook andere subvragen of onderwerpen relevant acht(en), staat het de deskundige(n) vrij ook die andere vragen te beantwoorden of onderwerpen te betrekken bij de beantwoording van de hoofdvragen. De subvragen zijn echter volgens de rechtbank de vragen die in ieder geval aan de orde moeten komen bij de beantwoording van de hoofdvragen.
Diagnose
Hoofdvraag 1:
- Mocht een redelijk handelend behandelaar bij [eiser] de diagnose ADHD stellen?
Subvragen:
-
Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de verhouding tussen het resultaat van de afgenomen tests, het door de behandelaar van [eiser] verkregen klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie? Hebben het klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie, voor zover u kunt nagaan, bijgedragen aan de diagnose en was dat te verdedigen, mede in het licht van de resultaten van de tests?
-
Is het voor het beantwoorden van de hoofdvraag relevant dat [eiser] jegens zijn behandelaars verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen?
Dex-amfetamine
Hoofdvraag 2:
- Aannemend dat de diagnose ADHD door een redelijk handelend behandelaar kon worden gesteld: waren er contra-indicaties op grond waarvan desondanks afgezien had moeten worden van het voorschrijven van dex-amfetamine?
Subvragen:
-
Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de door [eiser] genoemde contra-indicatie, zijnde (het vermoeden althans benoemen van) een psychose in september en/of november 2018?
-
Wilt u in dit kader ook ingaan op het feit dat in het Farmacotherapeutisch Kompas een psychose als contra-indicatie voor het voorschrijven van dex-amfetamine wordt genoemd. Wordt daarmee gedoeld op een psychose ten tijde van het voorschrijven/gebruik van dex-amfetamine of wordt (daarnaast of in plaats daarvan) gedoeld op (een) eerdere doorgemaakte psychose(s)? Maakt het daarbij verschil of een mogelijk eerdere psychose zich een enkele keer heeft voorgedaan of dat er meer psychotische episodes zijn geweest?
Hoofdvraag 3:
- Aannemend dat een redelijk handelend behandelaar dex-amfetamine had mogen voorschrijven: had er daarnaast, gelet op de bekende medische voorgeschiedenis, een antipsychoticum (zoals Olanzapine) voorgeschreven moeten worden?
Hoofdvraag 4:
- Gold (ten tijde van de behandeling) voor het voorschrijven van dex-amfetamine (anderszins) een protocol/binnen de beroepsgroep van psychiaters vastgesteld voorschrift, en zo ja hoe luidde deze? Hebben de behandelaars zich daaraan gehouden?
Monitoring
Hoofdvraag 5:
- Is de situatie van [eiser] gedurende de behandeling door Mondriaan voldoende gemonitord?
Subvragen:
-
Heeft Mondriaan voldoende onderzocht wat de effecten waren bij [eiser] van het gebruik van dex-amfetamine en daarop adequaat gehandeld?
-
Heeft Mondriaan adequaat gehandeld naar aanleiding van de contacten die er volgens het medisch dossier zijn geweest tussen [eiser] en medewerkers van Mondriaan en tussen de ouders en zus van [eiser] en medewerkers van Mondriaan?
-
Diende Mondriaan te onderzoeken of [eiser] naast de dex-amfetamine drugs gebruikte?
-
Is het feit dat [eiser] verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen relevant in dit kader?
Oorzakelijk verband
Hoofdvraag 6:
- Kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde?
Subvragen:
-
Wat vindt u van de stelling van [eiser] dat zijn gedrag kort voorafgaand aan de levensdelicten wijst op een psychose ten tijde van het plegen van de delicten?
-
Wat vindt u van de stelling van Mondriaan dat het onaannemelijk is dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose, gelet op de contacten met zijn behandelaars kort voor en na de delicten waarin volgens Mondriaan hij niet heeft laten blijken van met angst gepaard gaande waanvoorstellingen?
Hoofdvraag 7:
- Aannemend dat [eiser] , toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde, handelde onder invloed van een psychose: kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat deze psychose ook zou zijn ontstaan als Mondriaan [eiser] een andere (betere) behandeling had gegeven?
Tot slot
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.14. Voorshands denkt de rechtbank aan de benoeming van een psychiater en een psycholoog. Zij wil partijen in overweging geven dat hun deskundigen zich met elkaar verstaan om te bezien of zij met een gezamenlijk voorstel kunnen komen over de personen van de te benoemen psychiater en psycholoog, dan wel de benoeming van een deskundige in één discipline, dan wel een andere combinatie van disciplines en de aan de deskundige(n) ter beantwoording voor te leggen vragen.
4.15. Voordat tot de benoeming wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich (nogmaals) uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.16. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
4.17. De rechtbank acht termen aanwezig [eiser] op de voet van artikel 22 Rv te bevelen de in het kader van de strafrechtelijke procedure opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten in het geding te brengen, zodat de eventueel te benoemen deskundige(n) daarvan kennis kan respectievelijk kunnen nemen. Het is vervolgens aan de deskundige(n) om te beslissen of het onderzoek het raadplegen van die rapporten nodig maakt. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat de deskundigen(n) het handelen van de behandelaars enkel mag of mogen beoordelen op basis van de informatie die de behandelaars ten tijde van de behandeling ter beschikking stond of die zij hadden behoren te hebben. Het feit dat [eiser] de levensdelicten heeft gepleegd en wat de deskundigen in de strafrechtelijke procedure (daarover) hebben gerapporteerd, was de behandelaars ten tijde van de behandeling uiteraard niet bekend, zodat dit geen rol mag spelen in het onderzoek naar het handelen van de behandelaars. Dit geldt ook voor de bijsluiter voor dex-amfetamine op de website geneesmiddeleninformatiebank.nl, waarnaar mr. Pennino verwijst op pagina 12 van zijn spreekaantekeningen. Deze is van latere datum en moet dus buiten beschouwing blijven. In het verlengde daarvan geldt dat de deskundige(n) ook geen acht mag of mogen slaan op de door Centramed als productie 2 en 3 overgelegde verklaring van medewerkers van Mondriaan over (het verloop van) de behandeling. Deze verklaringen zijn opgemaakt na het einde van de behandeling van [eiser] bij Mondriaan, toen bekend was dat [eiser] drie mensen heeft gedood. De objectiviteit van deze verklaringen is, anders dan geldt ten aanzien van de observaties die staan in het door Centramed als productie 1 overgelegde medisch dossier, daarom niet voldoende gewaarborgd.
4.18. Het vorenstaande laat onverlet dat in het kader van het deskundigenonderzoek acht geslagen mag worden op feiten die zich na het einde van de behandeling bij Mondriaan hebben voorgedaan en die relevant kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag of [eiser] ten tijde van het plegen van de moorden handelde onder invloed van een psychose en waardoor die is veroorzaakt (zoals wellicht het handelen van [eiser] na het plegen van de feiten en de onderzoeken die daarna zijn verricht).
4.19. Aan de hand van het deskundigenonderzoek zal de rechtbank een oordeel geven ten aanzien van de volgende kwesties:
-
is Mondriaan toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst?,
-
heeft [eiser] bij het plegen van de levensdelicten gehandeld onder invloed van een psychose?,
-
is er een verband tussen de behandeling door Mondriaan en het ontstaan van deze psychose?
4.20. Als een van deze vragen ontkennend moet worden beantwoord, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen. Voor toewijzing is immers niet alleen vereist dat Mondriaan toerekenbaar tekort is geschoten maar ook dat [eiser] schade heeft geleden, terwijl [eiser] zijn schade koppelt aan het feit dat hij de levensdelicten heeft gepleegd onder invloed van de psychose die volgens hem veroorzaakt is door het nalaten van Mondriaan. Als de drie vragen bevestigend worden beantwoord, is in ieder geval de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar. De mogelijkheid dat [eiser] in dat geval (een deel van) de door hem gestelde schade heeft geleden als gevolg van de dan vastgestelde tekortkoming is immers aannemelijk. In dat geval zal de rechtbank nog moeten oordelen over het beroep van Centramed op artikel 6:101 BW (‘eigen schuld’). De discussie over de redelijke toerekening van de door [eiser] geleden schade aan Mondriaan, als bedoeld in artikel 6:98 BW zal niet in deze procedure worden beslecht. Daar wordt ofwel niet aan toegekomen ofwel is het een geschilpunt dat in de schadestaatprocedure beoordeeld wordt.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 mei 2024voor het nemen van een akte als bedoeld in 4.15 door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage;
5.2. gelast [eiser] de in het kader van de strafrechtelijke procedure opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten op de rol van 22 mei 2024 in het geding te brengen;
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, mr. B.R.M. de Bruijn en mr. T. Dohmen, rechters, en in het openbaar uitgesproken.
type: MT