ECLI:NL:RBGEL:2024:3358 - Rechtbank Gelderland - 2 juni 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/397
uitspraak van de meervoudige kamer van
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: [naam gemachtigde] )
en
de minister voor Natuur en Stikstof, de minister
(gemachtigden: mr. R.H.M. Sipman, ir. D. Bal en mr. J.P. Brand).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het “wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden” van 22 november 2022
1.2. Er zijn in heel Nederland veel beroepen ingediend tegen het wijzigingsbesluit. De rechtbank Gelderland is bevoegd om deze beroepen te behandelen. De rechtbank Gelderland heeft alle beroepen over Habitatrichtlijngebieden in haar arrondissement die op dat moment bij haar liepen behandeld op zittingen op 4, 11 en 12 maart 2024. De rechtbank doet in al deze zaken uitspraak op dezelfde dag. De zaken over Habitatrichtlijngebieden in andere arrondissementen worden om proceseconomische redenen afgedaan door de rechtbank van het arrondissement waarin deze gebieden liggen.
1.3. Het beroep van eiseres is op 4 maart 2024 op zitting behandeld om 9.00 uur. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister.
Totstandkoming en achtergrond van het besluit
2.1. In de Habitatrichtlijn staat dat een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden wordt gevormd: de Natura 2000-gebieden.
2.2. De Habitatrichtlijn kent een ‘getrapt stelsel’ om gebieden aan te wijzen. Fase 1 is de aanmeldingsfase. In die fase stellen de lidstaten aan de Europese Commissie een lijst voor van gebieden die van belang zijn voor de habitattypen en -soorten: ‘de lijst van gebieden van communautair belang’.
2.3. De Europese Commissie heeft op 7 december 2004 een lijst van gebieden van communautair belang vastgesteld die geldt voor Nederland.
2.4. Voor het wijzigingsbesluit heeft de minister alle oorspronkelijke aanwijzingsbesluiten gecontroleerd. Bij veel gebieden bleken de genoemde typen en soorten nog niet compleet, vooral omdat de habitattypenkaarten waarop de aanwijzingen zijn gebaseerd op het moment van aanwijzen nog niet compleet waren. Met het wijzigingsbesluit zijn deze typen en soorten en de instandhoudingsdoelstellingen daarvoor alsnog toegevoegd aan de aanwijzingsbesluiten. Ook zijn er instandhoudingsdoelstellingen toegevoegd voor enkele typen en soorten die al waren aangewezen. Verder zijn er een paar typen en soorten verwijderd. De bedoeling van de wijziging is om de eerdere aanwijzingsbesluiten te corrigeren. Het wijzigingsbesluit wijzigt niet de grenzen van de Natura 2000gebieden en gaat niet over de Vogelrichtlijngebieden.
2.5. Het wijzigingsbesluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt de wijziging van de aanwijzingsbesluiten. Eerst beoordeelt de rechtbank of wordt voldaan aan de formele eisen om het beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. Als aan de formele eisen wordt voldaan, dan zal de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordelen aan de hand van de beroepsgronden.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank doet dat in deze volgorde:
Positie eiseres
4. Eiseres is niet tegen het toevoegen van typen en soorten en instandhoudingsdoelstellingen aan de aanwijzingsbesluiten. Toch heeft zij beroep ingesteld omdat rechtsonzeker is op welke locaties binnen de Natura 2000-gebieden wijzigingen plaatsvinden; dat ook aan Lauwersmeer soorten en typen moeten worden toegevoegd en, tot slot, dat het wijzigingsbesluit geen besluit is waartegen rechtsmiddelen open staan. Dat laatste geldt dan niet alleen voor het beroep dat zij zelf heeft ingesteld maar ook voor de beroepen die anderen, met name agrariërs, hebben ingesteld. In die procedures heeft eiseres zich als derde-partij aangemeld.
Formele eis: besluit?
5.1. De rechtbank moet zelf beoordelen of het wijzigingsbesluit een besluit is. Als het geen besluit is, is de bestuursrechter namelijk niet bevoegd om het beroep te behandelen.
5.2. Een besluit is een “schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”.
5.3. De rechtbank is van oordeel dat het wijzigingsbesluit wel een besluit is. Het wijzigingsbesluit is gericht op rechtsgevolgen, omdat daarmee ten opzichte van de aanwijzingsbesluiten niet alleen feitelijk meer typen en soorten worden beschermd, maar voor die typen en soorten ook instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd. Deze wijziging is gericht op rechtsgevolgen, omdat instandhoudingsdoelstellingen de reikwijdte bepalen van de bescherming voor de gebieden.
5.4. Het wijzigingsbesluit is dus een besluit, zodat daartegen beroep open staat bij de bestuursrechter. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.
Besluit rechtsonzeker?
6.1. Eiseres heeft naar voren gebracht dat als wel sprake is van een besluit, de gevolgen daarvan rechtsonzeker zijn. In het besluit zijn namelijk geen locaties opgenomen, terwijl die bepalend zijn voor de te maken beoordeling van de stikstofdeposities in het kader van vergunningverlening.
6.2. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet verplicht was om specifieke locaties op te nemen. Het aanwijzen van habitattypen en -soorten geldt namelijk voor alle typen en soorten die in het Natura 2000-gebied voorkomen in meer dan verwaarloosbare oppervlakte of populatie.
Lauwersmeer 7. Voor zover eiseres beroepsgronden heeft gericht tegen het gebied Lauwersmeer, heeft de rechtbank op de zitting vastgesteld dat dat een Vogelrichtlijngebied is. Nu het wijzigingsbesluit alleen gaat over Habitatrichtlijngebieden, en niet over Vogelrichtlijngebieden, beoordeelt de rechtbank deze beroepsgronden niet in deze procedure. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. G.A. van der Straaten en mr. S.E.M. Lichtenberg, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 25 november 2022 (Stcrt. 2022, 29279).
Artikel 3, eerste lid, van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG).
Op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
Artikel 3, tweede lid, van de Habitatrichtlijn bepaalt dat dit geldt voor de typen natuurlijke habitats in Bijlage I en de habitats van soorten in Bijlage II.
Artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn.
Artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn.
Inmiddels is de Omgevingswet in werking getreden, maar in deze procedure geldt nog het oude recht. Zie artikel 2.9, tweede lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
In de beschikking 2004/813/EG.
Artikel 2.1, vierde lid, van de Wnb.
Als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zie artikel 2.1, vijfde lid, van de Wnb.
Artikel 8:1 van de Awb.
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Kamerstukken II 2001/02, 28171, nr. 3, p. 31.
Artikel 2.1, eerste en zevende lid, van de Wnb.
Uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA3652.
Artikel 4 van de Habitatrichtlijn. Zie ook Kamerstukken II 2010/11, 32670, 24; en de uitspraken van de Afdeling van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1239, r.o. 8.2 en van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1047.
Uitspraak van de Afdeling van 14 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU7903, r.o. 2.1.3.