Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18633 - Rechtbank Den Haag - 7 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:186337 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.402

V-nummer: [v-nummer 1] , [eiseres], eiseres, V-nummer: [v-nummer 2] , en hun zonen: [zoon 1], V-nummer: [v-nummer 3] , en, [zoon 2], V-nummer: [v-nummer 4] , hierna gezamenlijk te noemen: eisers, (gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen),

en

(gemachtigde: mr. Y.M. van der Lei).

  1. Eisers hadden een verblijfsvergunning als kennismigrant en als gezinslid van de kennismigrant. Deze vergunningen golden tot 1 november 2022. Verweerder heeft de vergunningen met terugwerkende kracht tot 1 november 2017 ingetrokken. Eisers zijn het hier niet mee eens.

Procesverloop

  1. Met het besluit op bezwaar van 11 december 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij het besluit van 25 november 2022 gebleven. Bij dit laatstgenoemde besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ met terugwerkende kracht per 1 november 2017 ingetrokken. Ook heeft verweerder bij dat besluit de verblijfsvergunningen ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser] ’ voor eiseres (echtgenote van eiser) en hun kinderen die datum ingetrokken.

2.1. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.3. De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, eiseres, de gemachtigde van eisers, Y.S. Song als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep onder zaaknummer NL24.29324. Ter zitting heeft de rechtbank de behandeling van de beroepen geschorst omdat zij een nader standpunt van verweerder noodzakelijk vindt. Op 3 juni 2025 heeft verweerder een nader standpunt ingediend. Eisers hebben hier op 19 juni 2025 en 9 juli 2025 op gereageerd. Nadat partijen hadden aangegeven een nadere zitting niet nodig te vinden heeft de rechtbank het onderzoek op 3 september 2025 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eisers procesbelang hebben bij deze beroepsprocedure. De rechtbank moet het beroep niet-ontvankelijk verklaren als het procesbelang ontbreekt.

  2. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij het voeren van een procedure. Er is pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat eisers met het indienen van het beroep willen behalen, daadwerkelijk kan worden bereikt en als het realiseren van dat resultaat voor eisers feitelijk betekenis heeft. Het alleen hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.

  3. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2022. Daarbij heeft verweerder hun verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd onder de beperkingen ‘arbeid als kennismigrant’ en ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser] ’ met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2017 ingetrokken. Eisers stellen zich in het kader van het procesbelang op het standpunt dat de onderhavige intrekking per 1 november 2022 een verblijfsgat oplevert. Dit brengt grote gevolgen met zich mee, zoals het opnieuw beginnen van de termijn voordat een naturalisatieverzoek kan worden ingediend. Eisers hebben op 9 mei 2023 een nieuwe vergunning aangevraagd.

  4. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat eisers bij deze procedure geen belang hebben. Een verblijfsgat zou hoe dan ook zijn ontstaan. De geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunningen ‘arbeid als kennismigrant’ en ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser] ’ liep namelijk tot 1 november 2022. De ingediende aanvragen om aansluitend nieuwe verblijfsvergunningen te krijgen, zijn afgewezen en daartegen hebben eisers geen rechtsmiddelen ingediend.

  5. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er geen procesbelang is in onderhavige procedure. In dit verband stelt de rechtbank vast dat aan eisers inmiddels verblijfsvergunningen zijn verstrekt naar aanleiding van de op 9 mei 2023 ingediende aanvragen. Deze zijn geldig vanaf 7 maart 2024. Hierover loopt een aparte beroepsprocedure. Eisers stellen daarin dat deze per 1 april 2023 geldig moeten zijn.[1] Eisers hebben daarnaast op 2 november 2022 aanvragen ingediend voor de verlenging van eerder verstrekte verblijfsvergunningen dan wel de verlening van nieuwe verblijfsvergunningen. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen bij besluiten van 1 maart 2023 en 8 januari 2024. Tegen die besluiten hebben eisers geen rechtsmiddelen ingediend. Dat betekent dat eisers een verblijfsgat hebben, ook als zij gelijk krijgen in beide procedures, tussen 1 november 2022 en 1 april 2023.

7.1. Eisers hebben gesteld dat pas voor het eerst op 17 februari 2023 niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning bepaalde tijd onder beperking ‘arbeid als kennismigrant’ en ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [eiser] ’ is voldaan en dat zij vervolgens binnen een termijn van drie maanden, namelijk op 9 mei 2023, een nieuwe aanvraag hebben gedaan. De rechtbank begrijpt dat eisers willen aansluiten bij de datum waarop referent BigInfo EU zijn erkenning heeft verloren. Dat was op 17 februari 2023. De aanvragen van eisers van 2 november 2022 waren op dit erkende referentschap gebaseerd, terwijl de afwijzingen van verweerder zijn gebaseerd op de intrekking daarvan. Dit standpunt mist echter juridische grondslag. Een enkele verwijzing naar het beleid in paragraaf B1/6.1 en B6/2.3 van de Vc[2] is hiervoor niet afdoende. De verblijfsvergunningen van eisers waren op 1 november 2022 verlopen.

  1. Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Gezien het dossier kan het standpunt van verweerder dat eiser niet als werknemer heeft opgetreden en dat hij in dat verband onjuiste informatie heeft verstrekt[3] door de rechtbank worden gevolgd. Dat betekent dat verweerder terecht artikel 18, eerste lid, onder c en f van de Vw[4] aan eisers heeft tegengeworpen en dat verweerder terecht de verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd per 1 november 2017 heeft ingetrokken. Anders dan eisers hebben gesteld is namelijk voldoende duidelijk weergegeven in artikel 3.30a van het Vb[5] en Werkinstructie 2020/8 dat eiser als werknemer van referent dient op te treden en dat de referent verantwoordelijk moet zijn voor het door eiser verrichte werk.

  2. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen procesbelang hebben. Eisers kunnen met hun beroep dus niet bereiken wat ze willen bereiken. Er is niet gebleken dat eisers een ander relevant belang hebben bij de beoordeling van het beroep.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Voor een veroordeling van een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Schelhaas, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

NL24.29324.

Vreemdelingencirculaire 2000.

De brief van 8 mei 2019, dossierstuk 45.

Vreemdelingenwet 2000.

Vreemdelingenbesluit 2000.


Voetnoten

NL24.29324.

Vreemdelingencirculaire 2000.

De brief van 8 mei 2019, dossierstuk 45.

Vreemdelingenwet 2000.

Vreemdelingenbesluit 2000.