Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18369 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:183692 oktober 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.1775

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.W. IJland),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 21 december 2023 van verweerder (het bestreden besluit), waarbij eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) is afgewezen als ongegrond en is bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) of uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vw krijgt. Het bestreden besluit geldt ook als een terugkeerbesluit. Eiser moet terugkeren naar Ethiopië.

1.1. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en vindt dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd.

1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

1.4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank geeft hierna allereerst een beschrijving van eisers asielrelaas en het daarop gebaseerde bestreden besluit. Vervolgens beoordeelt de rechtbank de aangevoerde beroepsgronden. Daarna volgen de conclusie en de beslissing.

Eisers asielrelaas

  1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Op 21 juli 2022 heeft hij zijn asielaanvraag ingediend.

3.1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is twee keer gearresteerd en gedetineerd geweest, in maart en mei 2022, wegens zijn Tigrese etniciteit. Daarnaast heeft eiser discriminatie ondervonden door zijn omgeving en militairen vanwege zijn Tigrese en Eritrese afkomst en zijn weigering om zich aan te sluiten bij de Tigray Defence Forces (TDF).

Het bestreden besluit

  1. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

  2. identiteit, nationaliteit en herkomst;

  3. arrestaties en detenties;

  4. discriminatie wegens etniciteit;

  5. discriminatie wegens weigering aan te sluiten bij TDF.

4.1. Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Toch leveren deze elementen volgens verweerder geen asielgrond op, omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen of dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

4.1.1. Volgens verweerder blijkt uit eisers verklaringen niet dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft in Ethiopië. Volgens recente informatie is de situatie daar veranderd en is het in Mek’ele, de plaats waar eiser vandaan komt, nu rustig. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten, de politie of de TDF nog steeds naar hem op zoek zijn. Hoewel eiser heeft verklaard dat hij is uitgescholden vanwege zijn etniciteit en dat er stenen naar zijn huis zijn gegooid, is volgens verweerder niet gebleken dat een concrete bedreiging naar hem is geuit. Discriminatie alleen is volgens verweerder niet genoeg om eiser als vluchteling aan te merken.

4.1.2. Volgens verweerder is de discriminatie die eiser heeft ervaren ook niet ernstig genoeg om als ernstige schade te worden gezien. De vrees van eiser voor wat hem te wachten staat bij terugkeer naar Ethiopië is volgens verweerder alleen gebaseerd op vermoedens, niet op concrete bedreigingen vanwege zijn afkomst of weigering om zich aan te sluiten bij de TDF.

4.2. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Beroepsgronden

  1. Eiser stelt dat verweerder zich ten onrechte en ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Volgens eiser is wat hij heeft verklaard over zijn ontsnapping geloofwaardig, omdat verweerder in het voornemen heeft aangegeven dat alles wat eiser heeft verklaard, geloofwaardig wordt geacht. Daarnaast heeft verweerder volgens eiser nergens weersproken dat hij wordt gezocht door de Ethiopische autoriteiten vanwege die ontsnapping. Nu verweerder hier bij de beoordeling niet op is ingegaan, is sprake van een onzorgvuldige besluitvorming. Daarnaast stelt eiser dat hij bij terugkeer naar Ethiopië (nu) wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, gelet op de algemene situatie in de regio Tigray in Ethiopië.

Het oordeel van de rechtbank

  1. De rechtbank gaat in overweging 6.1 in op de verwijzing naar de zienswijze in het beroepschrift. Hierna gaat de rechtbank in overweging 6.2 en 6.3 in op eisers vrees voor vervolging. Tot slot gaat de rechtbank in overweging 6.4 en 6.5 in op eisers standpunt dat hij (nu) wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

Zienswijze

6.1. Eiser voert allereerst aan dat wat hij in zijn zienswijze heeft gesteld in beroep als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit, mede onder verwijzing naar de overwegingen in het voornemen, gemotiveerd is ingegaan op de zienswijze. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten deze motivering ontoereikend is, kan de enkele herhaling van wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Eisers vrees voor vervolging

6.2. De rechtbank merkt eerst op dat, anders dan eiser stelt, in het voornemen niet staat dat alles wat hij heeft verklaard geloofwaardig is. Dit staat ook niet in het bestreden besluit. Wel staat in het bestreden besluit, mede onder verwijzing naar de overwegingen in het voornemen, dat het asielrelaas van eiser vier relevante elementen bevat (zie ook overweging 4). Per relevant element heeft verweerder uitgelegd – zij het minimaal – of de verklaringen van eiser geloofwaardig zijn. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat de vier relevante elementen allemaal geloofwaardig zijn, maar daarmee is niet gezegd dat alle verklaringen van eiser geloofwaardig zijn.

6.3. Verweerder heeft de geloofwaardig geachte elementen verder getoetst en is daarbij onder meer uitgebreid ingegaan op de vraag of daaruit volgt dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht en deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat dit niet zo is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij nog wordt gezocht door de autoriteiten vanwege zijn etniciteit of zijn ontsnapping uit detentie dan wel dat hij nog wordt gezocht door de TDF vanwege zijn weigering om zich aan te sluiten bij de TDF en mee te vechten. Uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van november 2022, de COI Focus Ethiopië van 23 juni 2023 en de Ethiopia Watch van juli 2023 – die verweerder bij zijn besluitvorming heeft betrokken – volgt dat de situatie in Ethiopië aanzienlijk is veranderd en verbeterd. Zo blijkt uit die informatie dat mensen die tijdens de oorlog puur vanwege hun etniciteit zijn gearresteerd – zoals eiser – weer zijn vrijgelaten. Zonder nadere toelichting door eiser is het niet aannemelijk dat de autoriteiten hem (nu) willen arresteren vanwege zijn ontsnapping. Uit voornoemde informatie blijkt ook dat de TDF zich heeft ontwapend en is teruggetrokken. Zonder nadere toelichting van eiser is het evenmin aannemelijk dat de TDF (op dit moment) naar hem op zoek zijn. Daar komt bij dat uit eisers verklaringen volgt dat hij ook in de oorlog, toen hij weigerde om mee te vechten, geen ernstige problemen heeft ondervonden van de kant van de TDF, zoals mishandelingen of bedreigingen. Tot slot volgt uit eisers verklaringen ook niet dat er sprake is geweest van dusdanig zwaarwegende discriminatie dat hij een gegronde vrees voor vervolging had of dat hij dat nu heeft. Eiser heeft verklaard dat hij is uitgescholden door medeburgers en militairen vanwege zijn Eritrese en Tigrese etniciteit en dat er stenen naar zijn huis zijn gegooid. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiser dit als vervelend heeft ervaren, maar hieruit blijkt niet dat er sprake is van een concrete bedreiging die is geuit jegens hem. Bovendien is eisers vrees voor wat hem te wachten staat bij terugkeer naar Ethiopië enkel gebaseerd op vermoedens. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt daarom niet.

De algemene situatie in de regio Tigray in Ethiopië

6.4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, gelet op de huidige situatie in Ethiopië, specifiek in de regio Tigray. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eisers gemachtigde diverse stukken overgelegd waaruit zou blijken dat er nog steeds massale arrestaties worden verricht in Ethiopië, dat de veiligheid in het gebied afneemt, dat vreemdelingen bij terugkeer naar de regio Tigray hebben te vrezen voor gericht geweld en dat eiser nog steeds te vrezen heeft voor gedwongen rekrutering.

6.5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zowel in het bestreden besluit, mede onder verwijzing naar de overwegingen in het voornemen, als in beroep terecht en deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat het niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De problemen die eiser heeft ondervonden hebben plaatsgevonden in een periode waarin in heel Ethiopië sprake was van een toename van spanningen door de gewapende strijd in de regio Tigray. In heel Ethiopië was de situatie van Tigreërs verslechterd. Uit landeninformatie blijkt dat in november 2022 een staakt-het-vuren-, een vredes- en een uitvoeringsovereenkomst zijn ondertekend en dat het in Mek’ele, de plaats waar eiser vandaan komt, inmiddels rustig is. De huidige situatie is dan ook niet te vergelijken met de situatie op het moment dat eiser problemen heeft ervaren en hij zijn land van herkomst verliet. Verweerder heeft informatie van het Armed Conflict Location & Event Data Project overgelegd die recent, gedetailleerd en overtuigend is en waaruit volgt dat het qua incidenten relatief rustig is in de regio Tigray. Uit de cijfers die worden genoemd – bijvoorbeeld 133 geregistreerde incidenten (gevechten, geweld tegen burgers, explosies, strategische ontwikkelingen, rellen en protesten) in de regio Tigray ten opzichte van de in totaal 2.637 geregistreerde incidenten in heel Ethiopië – volgt niet dat terugkeer onverantwoord is. Daarnaast heeft verweerder gewezen op andere recente, gedetailleerde en overtuigende informatie waaruit blijkt de situatie (van Tigreërs) in Addis Abeba – het gebied waar eiser stelt doorheen te moeten reizen en waar hij enige tijd heeft verbleven en problemen stelt te hebben ervaren – en in heel Ethiopië in het algemeen ook aanzienlijk is verbeterd. De negatieve aandacht van de autoriteiten is verschoven van Tigreërs naar andere groeperingen. Tot slot is in eerdere uitspraken van deze rechtbank al geoordeeld dat in Tigray geen sprake is van een situatie waarin de vreemdeling alleen al door zijn aanwezigheid daar een reëel risico op ernstige schade loopt, omdat niet is gebleken dat in Tigray op dit moment sprake is van willekeurig geweld in het kader van een (binnenlands) gewapend conflict (zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10592). Verweerder gaat er daarom terecht van uit dat eiser kan terugkeren naar Mek’ele. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft.

7.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van der Wal, rechter, in aanwezigheid van E.J. van den Doel, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u de behandeling van het hoger beroep niet kunt afwachten omdat de zaak spoed heeft, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.