ECLI:NL:RBDHA:2025:18361 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9996
[eiser], V-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. van Raak).
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) en tegen het besluit van 8 februari 2024 (het bestreden besluit). Bij dat besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond en bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) of uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vw krijgt. Het bestreden besluit geldt ook als een terugkeerbesluit. Eiser moet terugkeren naar Rusland.
1.1. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en vindt dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser gegrond is. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank geeft hierna allereerst een beschrijving van eisers asielrelaas en het daarop gebaseerde bestreden besluit. Vervolgens beoordeelt de rechtbank de aangevoerde beroepsgronden. Daarna volgen de conclusie en de beslissing.
Eisers asielrelaas
- Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Russische nationaliteit. Op 17 oktober 2022 heeft hij zijn asielaanvraag ingediend.
3.1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in september 2018 en april 2021 deelgenomen aan demonstraties in Rusland. Bij beide demonstraties is eiser opgepakt. De eerste keer is hij ontsnapt uit een bus met arrestanten voordat zijn gegevens zijn geregistreerd. De tweede keer is hij een nacht vastgehouden en is er een proces-verbaal opgesteld. Eiser heeft zich in Rusland ook kritisch geuit op sociale media over de Russische regering. In september 2022 is eiser gevlucht. In Nederland is eiser doorgegaan met het plaatsen van kritische berichten op sociale media. Ook heeft hij deelgenomen aan een demonstratie in Amsterdam. Bij terugkeer vreest eiser gevangenisstraf, omdat hij is vertrokken uit Rusland nadat de oorlog is begonnen, met als verzwarende omstandigheid zijn online uitlatingen. Ook vreest eiser te worden gemobiliseerd door het Russische leger. Hij wil niet meevechten in de oorlog tegen Oekraïne, wat ook kan leiden tot gevangenisstraf.
Het bestreden besluit
-
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
-
identiteit, nationaliteit en herkomst;
-
deelname demonstraties en arrestatie;
-
politieke overtuiging.
4.1. Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Toch leveren deze elementen volgens verweerder geen asielgrond op, omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen of dat hij bij terugkeer naar Rusland een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.2. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Beroepsgronden
- Eiser stelt – samengevat – allereerst dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet onder het risicoprofiel ‘politieke activisten’ valt. Daarnaast stelt eiser dat verweerder ten onrechte niet aannemelijk acht dat eiser heeft te vrezen voor de Russische autoriteiten vanwege zijn activiteiten en politieke overtuiging. Bovendien heeft verweerder volgens eiser nagelaten om, in overeenstemming met de werkinstructie IB 2024/10 Werkwijze politieke overtuiging (de werkinstructie), tijdens het nader gehoor met hem te bespreken hoe hij zich bij terugkeer naar Rusland wenst te uiten op politiek vlak. Tot slot stelt eiser dat verweerder ten onrechte niet aannemelijk acht dat eiser heeft te vrezen voor gedwongen mobilisatie of voor gevangenisstraf als hij weigert in Oekraïne te vechten.
Het oordeel van de rechtbank
- De rechtbank gaat in overweging 6.1 tot en met 6.3 in op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierna gaat de rechtbank in overweging 6.4 tot en met 6.6 in op het risicoprofiel ‘politieke activisten’. Vervolgens gaat de rechtbank in overweging 6.7 tot en met 6.10.1 in op eisers vrees voor de Russische autoriteiten vanwege zijn activiteiten en politieke overtuiging. Tot slot gaat de rechtbank in overweging 6.11 tot en met 6.14 in op eisers vrees voor de mobilisatieplicht.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
6.1. Eiser heeft verweerder op 1 februari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 7 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van eiser ook betrekking op het bestreden besluit, nu eisers asielaanvraag daarbij is afgewezen en verweerder dus niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep.
6.2. Omdat verweerder alsnog op eisers asielaanvraag heeft beslist, heeft eiser geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
6.3. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in dit verband heeft moeten maken (zie hierover overweging 7.2).
Risicoprofiel ‘politieke activisten’
6.4. In het asielbeleid voor de Russische Federatie, beschreven in paragraaf C7/29.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), staat dat ‘politieke activisten’ risico lopen om vervolgd te worden. Partijen zijn het niet eens over de vraag of eiser een ‘politiek activist’ is.
6.5. In het asielbeleid staat niet precies wat ‘politieke activisten’ betekent. Als dit asielbeleid samen wordt bekeken met het Algemeen Ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023 (het ambtsbericht) (p. 17 e.v.) en het Thematisch ambtsbericht Russische Federatie van 14 februari 2025 (p. 56 e.v.), wordt duidelijk dat onder ‘politieke activisten’ niet wordt verstaan de ‘gewone burger’ die zich kritisch uitlaat over de Russische regering. Het gaat om oppositiepolitici en anderen die zich op een voor het brede(re) publiek kenbare en van de massa onderscheidende wijze uitspreken en zich keren tegen de Russische regering (zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8984).
6.6. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiser geen ‘politiek activist’ in de hiervoor omschreven betekenis is. Eisers activiteiten – meedoen aan twee demonstraties in Rusland in drie jaar en af en toe berichten plaatsen op VKontakte en Instagram – en eisers relatief beperkte bereik – 100 vrienden op VKontakte en 250 volgers op Instagram – laten niet zien dat hij zich op een opvallende en onderscheidende manier voor een groot publiek uitspreekt tegen de Russische regering. Daarom is eiser geen ‘politiek activist’ volgens paragraaf C7/29.3.2 van de Vc en behoort hij niet tot die risicogroep. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten
6.7. Partijen zijn het er ook niet over eens of het aannemelijk is dat eiser, als ‘gewone burger’ die kritiek heeft op de Russische regering, in de negatieve belangstelling staat of zal komen van de Russische autoriteiten, nu dan wel bij of na terugkeer. De rechtbank beantwoordt deze vraag aan de hand van twee deelvragen. De eerste deelvraag is: is het aannemelijk dat de Russische autoriteiten kennis hebben of zullen krijgen van de activiteiten en politieke overtuiging van eiser? Als dat zo is, wordt toegekomen aan de tweede deelvraag: is het aannemelijk dat deze kennis leidt tot negatieve aandacht van de Russische autoriteiten voor eiser? Op deze manier beantwoordt de rechtbank de vraag of verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser bij of na terugkeer heeft te vrezen voor de Russische autoriteiten.
6.8. Over de activiteiten en politieke overtuiging van eiser in Rusland overweegt de rechtbank het volgende:
6.8.1. Partijen zijn het erover eens dat de deelname van eiser aan demonstraties in Rusland, zijn arrestaties en zijn politieke overtuiging geloofwaardig zijn. Eiser is na een demonstratie in 2021 gearresteerd en verhoord, waarbij zijn telefoon is ingenomen. Daarna is een proces-verbaal opgesteld en is eiser weer vrijgelaten. Omdat dit zo is gebeurd, is het aannemelijk dat de Russische autoriteiten kennis hebben van in ieder geval deze politieke activiteit van eiser in Rusland en van zijn politieke overtuiging.
6.8.2. De volgende vraag is of het aannemelijk is dat die kennis leidt tot negatieve aandacht van de Russische autoriteiten voor eiser. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, mede onder verwijzing naar de overwegingen in het voornemen, op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit zo is. De rechtbank volgt dit standpunt. Eiser heeft kort na zijn arrestatie in 2021 nog een paspoort kunnen krijgen. Hij heeft ook tot zijn vertrek uit Rusland, ruim 17 maanden later, zonder problemen in het land kunnen blijven en is ook legaal uitgereisd. Hierdoor is het niet aannemelijk dat zijn activiteiten en politieke overtuiging in Rusland tot dan toe hebben geleid tot negatieve aandacht van de Russische autoriteiten voor eiser. De stelling van eiser dat hij na zijn arrestatie is opgenomen in het registratiesysteem van de federale veiligheidsdienst FSB, waardoor hij extra onder de aandacht staat, heeft verweerder niet aannemelijk hoeven te vinden. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij sinds de opname in het registratiesysteem ‘onder verhoogde aandacht van de autoriteiten’ staat – wat volgens het ambtsbericht (p. 102) wel het gevolg daarvan zou (kunnen) zijn. Er is bijvoorbeeld niet gebleken dat eiser te maken heeft gehad met bedreigingen, regelmatige ondervragingen of dringende verzoeken om voortaan volgens de wet te handelen, of zogenaamd preventief arrest voorafgaand aan protesten. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
6.9. Over de door politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten van eiser in Nederland overweegt de rechtbank het volgende:
6.9.1. Eiser heeft verklaard dat hij na zijn vertrek uit Rusland is doorgegaan met het plaatsen van berichten op sociale media en dat hij heeft deelgenomen aan een pro-Oekraïne demonstratie in Amsterdam. De rechtbank begrijpt dat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Russische autoriteiten kennis hebben of zullen krijgen van eisers activiteiten in Nederland. Ook heeft hij zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit tot negatieve aandacht van de Russische autoriteiten leidt of zal leiden. De rechtbank volgt deze standpunten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Russische autoriteiten kennis hebben of zullen krijgen van zijn activiteiten in Nederland. De stelling van eiser dat spionnen hem bij de demonstratie in Amsterdam mogelijk hebben gesignaleerd, is slechts gebaseerd op vermoedens. Eiser heeft tijdens deze demonstratie geen ‘verdachte’ personen gezien. Dat eiser hier niet speciaal op heeft gelet en dat er mogelijk wel spionnen waren, is speculatief. Daarom heeft verweerder dat niet aannemelijk hoeven te vinden. Overigens heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat eiser geen beeldmateriaal heeft overgelegd waarop te zien is dat hij (in persoon) bij deze demonstratie aanwezig was, laat staan dat hij bij deze demonstratie een opvallende rol heeft gespeeld. In beroep heeft verweerder gewezen op een Rapportage Digitaal Onderzoek. In het onderzoek zijn meerdere sociale media-accounts (met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) van eiser aangetroffen. In deze accounts is niets gevonden over politieke onderwerpen, demonstraties of kritiek op de Russische overheid. Dit heeft verweerder van belang mogen achten. Het rapport is weliswaar pas op de dag van de zitting aan het dossier toegevoegd, maar is een onderbouwing van standpunten die verweerder daarvoor al had ingenomen en eisers gemachtigde heeft ter zitting verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat dit rapport bij de beoordeling wordt betrokken. Omdat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat het niet aannemelijk is dat de Russische autoriteiten kennis hebben of zullen krijgen van eisers activiteiten in Nederland, hoeft de rechtbank niet te beoordelen of deze activiteiten tot negatieve aandacht zullen leiden bij of na terugkeer. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt ook in zoverre niet.
6.10. Over de vrees van eiser voor negatieve aandacht van de Russische autoriteiten na terugkeer naar Rusland overweegt de rechtbank het volgende:
6.10.1. Eiser stelt terecht dat verweerder tijdens het nader gehoor niet met eiser heeft besproken hoe hij zijn politieke overtuiging wenst te uiten na terugkeer naar Rusland, terwijl dat volgens de werkinstructie wel had moeten gebeuren. Verweerder heeft toegegeven dat hij eiser hier niet expliciet naar heeft gevraagd. De rechtbank vindt dat verweerder dit gebrek niet kan herstellen met een redenering gebaseerd op eisers (relatief beperkte) activiteiten in Rusland of Nederland, zoals verweerder ter zitting heeft geprobeerd. Volgens zijn eigen beleid moet verweerder bij de beoordeling namelijk ook bekijken welke door politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten eiser na terugkeer wil verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte wil uiten, en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. Verweerder heeft zich daarom in het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat de Russische autoriteiten na terugkeer van eiser kennis zullen krijgen van zijn politieke overtuiging – voor zover zij die kennis wat betreft de activiteiten in Rusland niet al hebben – en van de door politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten die eiser mogelijk wil verrichten. Daarnaast heeft verweerder zich daarin onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiser (alsnog) te vrezen heeft voor daden van vervolging door de Russische autoriteiten. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre.
Mobilisatieplicht
6.11. De rechtbank merkt eerst op dat partijen het erover eens zijn dat eiser tot aan het bestreden besluit geen persoonlijke mobilisatieoproep heeft ontvangen, dat hij ‘beperkt geschikt’ is bevonden door de Russische autoriteiten en dat hij de dienstplicht om die reden niet heeft vervuld. De discussie gaat vooral over de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt dat de Russische autoriteiten hem alsnog zullen oproepen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft hierover gezegd dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij een reëel risico loopt om daadwerkelijk te worden opgeroepen (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2019, waarin de lijn uit de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1936, wordt bevestigd).
6.12. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, mede onder verwijzing naar de overwegingen in het voornemen, op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland heeft te vrezen voor de mobilisatieplicht. De rechtbank vindt dit standpunt en de motivering daarvan op zichzelf te volgen, op het moment dat het bestreden besluit werd genomen. Volgens algemene informatie – het ambtsbericht en het rapport van het European Union Agency for Asylum van 3 oktober 2023, waarnaar verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen – blijkt niet dat de meeste Russische reservisten bang hoeven te zijn voor een oproep. Verweerder mocht ook rekening houden met het feit dat eiser niet eerder is opgeroepen en dat hij zelf zegt dat hij niet weet waarom hij nu wel zou worden opgeroepen. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
6.13. Na het bestreden besluit is er echter nieuwe belangrijke informatie gekomen. In beroep heeft eiser namelijk een (vertaald) uittreksel uit het militaire register overgelegd. Hij kreeg hiervan bericht per e-mail. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat deze informatie na inloggen online raadpleegbaar is (volgens zijn advocaat vergelijkbaar met inloggen via DigiD) en heeft hij zich bereid verklaard om – met een medewerker van verweerder naast zich – in te loggen en het overgelegde uittreksel ook online te tonen. De rechtbank vindt het op grond van het overgelegde uittreksel en de ter zitting gegeven toelichting daarop aannemelijk dat eiser sinds 21 januari 2025 in het militaire register staat en dat hij geen uitstel of vrijstelling (meer) heeft voor de militaire dienst. Dit is een nieuwe situatie die onderzocht en beoordeeld moet worden, maar dat is nog niet gedaan door verweerder.
6.14. Door deze nieuwe informatie, die de rechtbank bij haar beoordeling mag betrekken – waartegen verweerder zich ook niet verzet – en het ontbreken van onderzoek en beoordeling van deze informatie door verweerder, is het eerdere standpunt van verweerder dat niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer in Rusland heeft te vrezen voor een mobilisatieoproep, niet langer zonder meer houdbaar. De in dit verband aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit, gelet op wat hiervoor is overwogen. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen omdat het is genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
7.1. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat de hiervoor geconstateerde gebreken niet in de beroepsfase door verweerder zijn hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het eerst aan verweerder is om opnieuw een risico-inschatting te maken en te beoordelen of eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege de door politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten die eiser mogelijk wil verrichten of vanwege de manier waarop hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten. Hetzelfde geldt voor de beoordeling van de vrees voor mobilisatie. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, gelet op de aard van de gebreken, de wijze waarop die moeten worden hersteld en de aard en vorm van een eventuele vervolgprocedure bij een nieuw ongunstig besluit voor eiser. Daarom geeft de rechtbank verweerder de opdracht om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
7.2. De rechtbank vindt dat verweerder de proceskosten moet betalen die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (0,5 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag, 1 punt voor het indienen van de beroepsgronden tegen het bestreden besluit en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,00 en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag;
-
verklaart het beroep gegrond voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
geeft verweerder de opdracht om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van der Wal, rechter, in aanwezigheid van E.J. van den Doel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u de behandeling van het hoger beroep niet kunt afwachten omdat de zaak spoed heeft, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.