ECLI:NL:RBDHA:2025:17906 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/59 zaak- /rekestnummer: C/09/691511 / KG RK 25-1255
Beslissing van 29 september 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. D.M. Drok, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.
1 De procedure
1.1. Het schriftelijke wrakingsverzoek is gedaan op 11 september 2025.
1.2. De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
2 Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 23/4522 tussen verzoekster en de inspecteur van de belastingdienst (CSB Team 4), hierna: de hoofdzaak.
2.2. De in het Nederlands vertaalde versie van het wrakingsverzoek heeft de volgende inhoud:
“Hierbij verzoek ik om het verzoek tot verschoning en wraking in bovengenoemde zaak te registreren. Ik maak mij ernstige zorgen over het gebrek aan openheid van de huidige rechter en griffier. Een van de belangrijkste discussiepunten in deze zaak is het gebrek aan behoorlijk dossierbeheer en de gebrekkige openheid hierover. Ik heb begrepen dat de zaak momenteel wordt behandeld door rechter Drok en griffier Hovinga, van wie bekend was dat zij beiden regelmatig beslissingen ondertekenden waarin zaken op formalistische gronden niet-ontvankelijk werden verklaard, zonder vooraf de toereikendheid van het dossier te controleren. Dit gebeurde zelfs in zaken waarin er duidelijke fouten in het dossierbeheer waren, zoals de aanwezigheid van documenten uit niet-gerelateerde dossiers of het ontbreken van (een deel van) documenten die op basis van andere informatie aanwezig hadden moeten zijn. Blijkbaar heeft de huidige rechter geen behoefte om de juistheid en toereikendheid van het dossierbeheer te controleren en veegt hij fouten van het gerechtspersoneel graag onder het tapijt. Griffier Hovinga staat erom bekend dat hij defensief te werk gaat bij problemen met dossierbeheer en zelf beweringen doet, fouten ontkent en het werk van collega’s fel verdedigt, wat ook de behandeling schaadt. De voorzitter van de zitting had ervoor moeten zorgen dat het personeel dat hem bijstaat tijdens de zitting zo open mogelijk zou staan en zich niet negatief zou opstellen tegenover appellant als erop gewezen wordt dat er problemen waren met dossierbeheer.
Opvallend is dat er in deze zaak ook geen pogingen zijn gedaan om de problemen met dossierbeheer of bijvoorbeeld de onvolledigheid van het proces-verbaal van de vorige zitting aan te pakken. Er zijn opnieuw problemen met ontbrekende correspondentie en documenten; en ik krijg geen mogelijkheid om daarop in te gaan.
Ik zie geen mogelijkheid dat de huidige rechter zich in deze zaak als een open-minded rechter zou kunnen opstellen. Ik verzoek de rechter daarom om zich vrijwillig terug te trekken uit de zaak of de zaak te laten behandelen door de wraking kamer. Ik verzoek om de zaak mondeling te behandelen en vestig uw aandacht op het feit dat er bewijsstukken zijn die niet op papier staan en die door de wraking panel moeten worden beoordeeld, Ik verzoek er tevens voor te zorgen dat ik vóór de beslissende hoorzitting inzage geef in het relevante dossier, zodat een meer gedetailleerde uiteenzetting kan worden gegeven.”
3 De beoordeling
3.1. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2. Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat verzoekster de rechter wil wraken omdat er in de hoofdzaak een gebrek is aan behoorlijk dossierbeheer en het gebrek aan openheid daarover van de rechter. Daarnaast stelt verzoekster dat van de rechter en de behandeld griffier bekend was dat zij regelmatig beslissingen hebben ondertekend waarin zaken op formalistische gronden niet-ontvankelijk worden verklaard, zonder vooraf de toereikendheid van het dossier te controleren.
3.3. Deze door verzoekster aangevoerde gronden betreffen slechts veronderstellingen en suggesties. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en zal het verzoek daarom afwijzen.
3.4. Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoekster in eerdere procedures (met kenmerken SGR 19/3665, SGR 19/3667, SGR 20/1759, SGR 22/5048, SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788) wrakingsverzoeken heeft ingediend. In die procedures heeft verzoekster herhaaldelijk zeer kort voorafgaand aan een zitting (nadat haar verzoek om uitstel was afgewezen) wrakingsverzoeken ingediend, waardoor de zittingen alsnog niet konden doorgaan. Vervolgens heeft verzoekster die wrakingsverzoeken al dan niet weer ingetrokken. De wrakingskamer is van oordeel dat hieruit blijkt dat verzoekster het middel van wraking heeft gebruikt om alsnog uitstel van de zitting te bewerkstelligen.
Ook in deze procedure is een afgewezen verzoek om uitstel aan de orde, zo is de wrakingskamer uit het dossier in de hoofdzaak gebleken. Ook hier heeft verzoekster vervolgens vlak voor de zitting onderhavig wrakingsverzoek ingediend, waardoor de zitting alsnog niet kon doorgaan. Deze handelwijze van verzoekster leidt tot de conclusie dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met kenmerk SGR 23/4522 niet in behandeling zal worden genomen.
3.5. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
4 De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. wijst het verzoek tot wraking af;
4.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak met nummer SGR 23/4522 niet in behandeling zal worden genomen;
4.4. beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan: • de verzoekster; • de wederpartij in de hoofdzaak; • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.