ECLI:NL:RBDHA:2024:7016 - Rechtbank Den Haag - 1 mei 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17897
V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en
(gemachtigde: mr. I. Vugs).
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Mazur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Poolse nationaliteit te hebben.
Opschortende werking bezwaarschrift
2. Eiser voert aan dat hij op 18 april 2024 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024, waarin is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Eiser mag de behandeling van het bezwaar in Nederland afwachten. Er is dan ook geen grondslag om eiser in bewaring te stellen. Voor zover het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend, stelt eiser dat termijnen geen punt meer zijn van openbare orde en dat het mogelijk is dat eiser verschoonbaar te laat bezwaar heeft gemaakt.
3. Eiser wordt hierin niet gevolgd. Zoals verweerder terecht ter zitting heeft opgemerkt, heeft eiser niet tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 maart 2024. Tegen dat besluit kon namelijk binnen vier weken, dus uiterlijk 16 april 2024, bezwaar worden gemaakt. Ingevolge artikel 73, derde lid, van de Vw wordt de werking van het besluit niet opgeschort als het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Gelet hierop heeft eiser geen rechtmatig verblijf gedurende de behandeling van het bezwaar. De bewaring is dan ook terecht gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
Ambtshalve toets
4. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.