ECLI:NL:RBDHA:2024:5262 - Rechtbank Den Haag - 10 april 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10611
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 februari 2024 de asielaanvraag buiten behandeling gesteld
1.1. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben vooraf laten weten dat zij niet bij de zitting aanwezig zouden zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Oekraïense nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1970. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat onduidelijk is op welke grondslag zijn asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. De aanvraag kan volgens hem in ieder geval alleen buiten behandeling worden gesteld op een van de gronden uit artikel 30c van de Vw 2000
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de asielaanvraag buiten behandeling heeft gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Voor zover eiser betoogt dat uit het bestreden besluit niet blijkt welke grondslag is toegepast, volgt de rechtbank eiser daarin dus niet.
4.1. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat verweerder de aanvraag niet op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb buiten behandeling heeft mogen stellen. Los van de vraag of de Procedurerichtlijn van toepassing is in deze zaak, maakt artikel 6 van die richtlijn een onderscheid tussen het “doen” van een asielaanvraag
4.2. Over de verwijzing van eiser naar artikel 3.45b, eerste lid, van het VV 2000 overweegt de rechtbank het volgende. Dit artikel geldt als artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 word toegepast. Nu daarvan geen sprake is, kan eisers beroep op artikel 3.45b, eerste lid, van het VV 2000 niet slagen. Los daarvan merkt de rechtbank op dat eiser, in tegenstelling tot wat hij in beroep stelt, meerdere keren is meegedeeld dat hij zich binnen twee weken bij het aanmeldcentrum in Ter Apel moest melden als hij de asielprocedure wilde doorlopen
4.3. Tot slot leidt eisers verwijzing naar WI 2022/17 niet tot een ander oordeel. Los van het feit dat WI 2022/17 niet meer geldig was op het moment van het bestreden besluit, mocht verweerder uitgaan van de afwijzing van eisers verzoek om tijdelijke bescherming
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Algemene wet bestuursrecht.
Richtlijn Tijdelijke Bescherming (Richtlijn 2001/55/EG).
Vreemdelingenwet 2000.
Richtlijn 2013/32/EU.
Artikel 3.45b, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000).
Werkinstructie 2022/17.
Zoals bedoeld in de RTB.
Artikel 6, eerste lid, van de Procedurerichtlijn.
Artikel 6, tweede lid, van de Procedurerichtlijn.
Zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2511.
Artikel 6, tweede lid, van de Procedurerichtlijn.
Cursivering door de rechtbank.
Vreemdelingenbesluit 2000.
In het eerdere besluit van 11 januari 2023 over de RTB, in het besluit op bezwaar van 26 oktober 2023 over de RTB en in het voornemen van 13 december 2023.
Zoals bedoeld in de RTB.