ECLI:NL:RBDHA:2024:3125 - Rechtbank Den Haag - 15 januari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18184
[eiseres 1], V-nummer: [eiseres 1], eiseres 1
[eiseres 2], V-nummer: [v-nummer 2], eiseres 2hierna tezamen: eiseressen (gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Boerci).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseressen voor een mvv
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met de besluiten van 22 augustus 2017 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 mei 2023 op het bezwaar van eiseressen is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Mevrouw [naam] (referente) was aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiseressen. Eveneens was de heer H. Rida (de tolk) aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres 1 is geboren op [geboortedag 1] 1963 en eiseres 2 op [geboortedag 2] 2004. Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Eiseressen hebben op 26 oktober 2016 aanvragen ingediend voor een mvv met het verblijfsdoel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ om bij referente, hun dochter/zus, te verblijven.
2.1. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat tussen eiseressen en referente geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM
Wat vinden eiseressen in beroep?
3. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Referente valt onder het jongvolwassenenbeleid. De gezinsband tussen eiseressen en referente is niet verbroken, omdat op de datum van binnenkomst referente geen relatie en kinderen had en niet in haar eigen onderhoud voorzag. Ook heeft referente na haar vlucht uit Syrië altijd contact gehouden met eiseressen en heeft direct na haar statusverlening in Nederland verzocht om gezinshereniging met eiseressen. Daarnaast zijn eiseressen, gelet op de medische problemen en de schrijnende omstandigheden in Syrië, afhankelijk van referente. Verder heeft verweerder een onjuiste belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakt. Volgens eiseressen heeft verweerder te weinig gewicht toegekend aan het bestaan van een objectieve belemmering en een te groot gewicht aan het economisch belang van de Nederlandse Staat. In dit verband verwijzen eiseressen naar verschillende uitspraken. Ook stellen eiseressen dat zij bij binnenkomst in Nederland bij referente kunnen verblijven, dat de echtgenoot van referente inmiddels werk heeft en dat zij niet van plan zijn blijvend gebruik te maken van de openbare kas.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Jongvolwassenenbeleid
5. Verweerder neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouder(s) en het meerderjarig kind, zonder dat er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarig kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoudt voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. Voor de beoordeling of de jongvolwassene met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleeft, is voor verweerder leidend het moment van binnenkomst van de jongvolwassene in Nederland en betrekt hij ook uitdrukkelijk de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de jongvolwassene uit zijn of haar land van herkomst. Verder beoordeelt verweerder of zich na binnenkomst van de jongvolwassene in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor aangenomen kan worden dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is.
5.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Zoals uit het beleid van verweerder volgt, beoordeelt verweerder bij de vraag of het jongvolwassenenbeleid van toepassing is ook of zich na binnenkomst van de jongvolwassene omstandigheden hebben voorgedaan waardoor aangenomen kan worden dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is. In dit geval heeft verweerder mogen aannemen dat referente niet langer feitelijk tot het gezin behoort van haar moeder en zusje, omdat zij in een relatief korte periode na haar binnenkomst in Nederland stappen naar zelfstandigheid heeft gezet. Referente heeft de aanvragen voor eiseressen in oktober 2016 ingediend, maar is in ieder geval begin 2017 een relatie aangegaan en op 11 november 2017 is het kind van referente geboren. Dat verweerder bij de beoordeling van de vraag of referente onder het jongvolwassenenbeleid alleen de omstandigheden bij binnenkomst in Nederland dient te betrekken, volgt de rechtbank dan ook niet.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. Nu referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, is de vraag aan de orde of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referente. Uit vaste rechtspraak van het EHRM
6.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referente en eiseressen. Verweerder heeft bij dat oordeel alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de medische omstandigheden en de situatie in Syrië. De enkele verwijzing naar de medische problematiek van eiseressen en de lastige (leef)omstandigheden in Syrië, leidt daarom niet tot een ander oordeel.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
7. Uit vaste jurisprudentie van het EHRM en van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij aanvragen op grond van artikel 8 van het EVRM er een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds, en het Nederlandse algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds.
7.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante gegevens en omstandigheden bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM heeft betrokken en de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseressen heeft laten uitvallen. Verweerder heeft in het voordeel van eiseressen gewogen dat er voor referente sprake is van een objectieve belemmering om in Syrië te verblijven. Daarnaast heeft verweerder in het voordeel van eiseressen gewogen dat zij geen gevaar vormen voor de openbare orde in Nederland. Daartegenover heeft verweerder in het nadeel van eiseressen gewogen dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseressen en referente. Aan het bestaan van een objectieve belemmering heeft verweerder daarom minder waarde mogen hechten. In het pas ter zitting aangehaalde arrest van het EHRM van 4 juli 2023
7.2. De rechtbank volgt eiseressen ook niet in hun betoog dat asielgerelateerde aspecten in strijd met de werkinstructie
7.3. Verweerder heeft ook het economisch belang van de staat in het nadeel van eiseressen mogen meewegen en heeft daar niet ten onrechte meer gewicht aan toegekend. Dat verweerder het economisch belang van de Nederlandse staat bij de belangenafweging mag betrekken, volgt uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter.
7.4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de gemaakte belangenafweging een ‘fair balance’ heeft gevonden tussen enerzijds de belangen van eiseressen en anderzijds de belangen van de Nederlandse staat en de belangenafweging in redelijkheid in het nadeel van eiseressen heeft kunnen laten uitvallen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseressen krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Machtiging tot voorlopig verblijf.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en op grond van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’).
WI 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Uitspraak van het EHRM van 16 april 2012 (Kof en Liberda t. Oostenrijk), app. no. 1598/06.
Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
Zie onder meer uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:974.
Uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
Zie onder meer uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964.
Arrest van het EHRM van 4 juli 2023 (B.F. e.a. t. Zwitserland), ECLI:CE:ECHR:2023:0704JUD001325818.
Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECL1:NL:RVS:2022:345.
WI 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM.
Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling 25 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2485.
Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 4 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2984 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle van 16 februari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:464.