Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:16738 - Rechtbank Den Haag - 25 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2024:1673825 september 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 24/9528

[verzoeker] , V-nummer: [V nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.

2. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juni 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

3. De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.

6. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt is ingesteld, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder.

7. De minister heeft in de brief van 12 september 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.

8. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt.[1] Verder heeft de minister op grond van de wet zelf geen bevoegdheid de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten.

9. Nu partijen het er over eens zijn dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.

10. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,-

(1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).


Voetnoten

Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).