ECLI:NL:RBDHA:2024:12534 - Rechtbank Den Haag - 3 juli 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1609
[eiseres] BV, uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.V. Hardoar RB),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder
(gemachtigden: mr. D. Neys en mr. J. Huisman).
Inleiding
1. Met het besluit van 28 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete van € 8.000,- opgelegd, vanwege overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
1.1. Met het besluit van 9 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit gedeeltelijk herroepen en de boete vastgesteld op € 4.000,-.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk?
2. Het bestreden besluit is gedateerd op 9 december 2022. Eiseres stelt dat zij het bestreden besluit pas op 3 februari 2023 heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroepschrift op 24 februari 2023 ontvangen. De rechtbank beantwoordt daarom eerst de vraag of het beroep tijdig is ingesteld.
2.1. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat bij niet-aangetekende verzending van een besluit het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het desbetreffende stuk is verzonden.
2.2. De rechtbank stelt vast dat eiseres binnen zes weken na ontvangst van het bestreden besluit beroep heeft ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beroep ontvankelijk is.
Waar gaat deze zaak over?
3. Volgens verweerder heeft eiseres van 1 januari 2020 tot en met 31 oktober 2020 bij één van haar werknemers (de vreemdeling) niet voldaan aan de voorwaarden voor kennismigranten.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Er is sprake van geen of in ieder geval verminderde verwijtbaarheid. De salarisbetalingen van november en december zijn weliswaar te laat voldaan, maar binnen een maand na de salarismaand is alsnog betaald. Verder zorgde Covid-19 voor minder opdrachten en verlate betaling van facturen. De eigenaar van eiseres heeft daarnaast een hartinfarct gehad, waardoor de inning van openstaande facturen niet kon worden opgevolgd. Eiseres heeft altijd overlegd met de vreemdeling over de salarisbetalingen en het vakantiegeld is op verzoek van de vreemdeling eerder uitbetaald. Eiseres heeft er als goed werkgever alles aan gedaan om de vreemdeling in dienst te houden, mede uit menselijk oogpunt en gelet op het gezin van de vreemdeling.
4.1. Daarnaast is het boetebedrag disproportioneel en niet in verhouding met de winst van de vennootschap over de afgelopen jaren. Verweerder heeft ten onrechte de terugvordering van € 10.198, aan ontvangen steun onder de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), niet meegenomen bij de beoordeling van de financiële situatie van eiseres. Eiseres had in 2020 een verlies van € 9.894 en dat nuanceert haar opmerking dat zij in 2019 een goede omzet had.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een boete van € 4.000,- aan eiseres heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres een overtreding heeft begaan.
Heeft eiseres er alles aan gedaan om de overtreding te voorkomen?
7. Omdat de overtreding van de Wav vaststaat,
Moet de boete worden verlaagd omdat eiseres verminderd verwijtbaar heeft gehandeld?
8. De rechtbank beantwoordt vervolgens de vraag of verweerder bij het bepalen van de hoogte van de boete uit mocht gaan van normale verwijtbaarheid van eiseres. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij licht dit hierna toe.
8.1. Bij overtreding van de Wav mag in beginsel worden uitgegaan van normale verwijtbaarheid.
8.2. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Eiseres was op de hoogte van de voorwaarden voor de kennismigrantenregeling: het salariscriterium en de eis dat het loon tijdig wordt uitbetaald. Toch heeft eiseres het loon tussen 1 januari 2020 en 31 oktober 2020 niet tijdig uitbetaald. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres een erkend referent is en dat daarom van haar een bijzondere mate van oplettendheid wordt verwacht.
8.3. Het had op de weg van eiseres gelegen om voorzieningen te treffen voor het geval de tijdige betaling van het loon in gedrang zou komen, bijvoorbeeld door onvoorziene omstandigheden zoals gezondheidsproblemen of latere betaling door debiteuren van eiseres. Eiseres heeft die voorzieningen niet getroffen. Dat eiseres met de vreemdeling heeft overlegd over de te late salarisbetalingen, dat zij het vakantiegeld op verzoek van de vreemdeling eerder heeft uitbetaald en dat ze haar best heeft gedaan om de vreemdeling in dienst te houden leidt daarom niet tot een ander oordeel.
Moet de boete worden verlaagd vanwege de financiële situatie van eiseres?
9. Tot slot volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat haar financiële situatie noodzaakt tot matiging van de boete. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door de boete onevenredig wordt getroffen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestaat reden tot matiging van de opgelegde boete als uit de door de beboete werkgever overgelegde financiële gegevens blijkt dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht een boete van € 4.000,- aan eiseres heeft opgelegd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Wet arbeid vreemdelingen
Artikel 2
1. Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning of indien die vreemdeling beschikt over een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
Artikel 19a
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar legt namens hem de bestuurlijke boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een overtreding.
2. De terzake van deze wet gestelde overtredingen, gelden ten opzichte van elk persoon, met of ten aanzien van wie een overtreding is begaan.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1044.
Zoals destijds was opgenomen in artikel 1d, (vijfde lid), van het Besluit uitvoering Wav (BuWav). Sinds 1 januari 2022 staan deze voorwaarden in artikel 2.1. BuWav 2022.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wav.
Zie voetnoot 3.
Op grond van artikel 19a, eerste lid, van de Wav.
Artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1973.
Zoals neergelegd in het ‘Overzicht specifieke matigingsgronden bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen’ die als bijlage II bij de Beleidsregel 2020 is gevoegd.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1818.