ECLI:NL:RBAMS:2024:5929 - Rechtbank Amsterdam - 11 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/244614-24
Datum uitspraak: 12 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1973, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 september 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. de Haan, advocaat in Zwolle en door een tolk in de Hongaarse taal. De raadsman heeft geen verweren gevoerd.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongarije nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een arrest warrant van 5 juni 2024 van het Amtsgericht Ansbach (5 Gs 686/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 Samenloop
De rechtbank heeft geconstateerd dat er naast het onderhavige EAB ook nog een Hongaars EAB (parketnummer: 13/300946-23) is uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een aldaar opgelegde straf. Het Hongaarse EAB is op de zitting van 29 augustus 2024 behandeld.
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 26, derde lid, OLW voorrang moet worden gegeven aan het Duitse vervolgings-EAB.
Voor zover de overlevering ten aanzien van beide EAB’s wordt toegestaan is de rechtbank van oordeel dat voorrang moet worden gegeven aan het Duitse EAB, omdat dit een vervolgings-EAB is. Met het oog op het belang dat Duitsland heeft bij voortgang en afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn, dat in het gedrang komt als de opgeëiste persoon eerst naar Hongarije zou gaan om daar de hem opgelegde straf uit te zitten, zal de rechtbank bepalen dat voorrang gegeven dient te worden aan het Duitse vervolgings-EAB. Daarbij heeft de Duitse officier van justitie aangegeven dat er geen bezwaren zijn tegen verderlevering van de opgeëiste persoon aan Hongarije.
6 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, en 7 OLW.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het Ansbach District Court (Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALT dat VOORRANG dient te worden gegeven aan het onderhavige EAB met parketnummer 13/244614-24 dat is uitgevaardigd door Duitsland, boven het EAB met parketnummer 13/300946-23 dat is uitgevaardigd door Hongarije, voor zover de overlevering ook ten aanzien van dit Hongaarse EAB wordt toegestaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter, mrs. J.B. Oreel en C.M. Delstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie onderdeel e) van het EAB.