Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5883 - Rechtbank Amsterdam - 24 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2024:588324 september 2024

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zaaknummer: C/13/749105 / HA ZA 24-333

Vonnis van 25 september 2024

in de zaak van

1 [eiser] en

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,LLOYD'S ACS HISTOREAL B.V., wonende en gevestigd te [woonplaats] , eisende partijen (hierna: [eiser] en Lloyd's), advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen

[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij (hierna: [gedaagde] ), advocaat: mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 26 maart 2024 met producties, - de conclusie van antwoord met producties,

  • het tussenvonnis van 26 juni 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

  • de akte overlegging producties 23 tot en met 30 van [eiser] en Lloyd's,

  • de akte overlegging producties 8 tot en met 16 van [gedaagde] ,

  • het e-mailbericht van de rechtbank van 17 september 2024 dat de geplande mondelinge behandeling geen doorgang zal vinden en waarin is aangekondigd dat de zaak naar de afdeling kanton zal worden verwezen.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De beoordeling

2.1. De rechtbank verwijst de zaak naar de afdeling kanton van deze rechtbank, omdat de zaak mede betrekking heeft op de vraag of sprake is van een huurovereenkomst. De beoordeling van zaken betreffende huurovereenkomsten, waaronder ook zaken vallen waarin het bestaan (of de authenticiteit) van een huurovereenkomst wordt betwist, is voorbehouden aan de kantonrechter. Dit volgt uit artikel 93 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van artikel 71 lid 2 Rv kan de rechtbank de zaak ambtshalve verwijzen naar de afdeling kanton. 3. De beslissing

De rechtbank

3.1. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, op vrijdag 4 oktober 2024 om 10.00 uur,

3.2. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,

3.3. wijst partijen erop dat het in de procedure geheven griffierecht op grond van artikel 8 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.