Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5375 - Rechtbank Amsterdam - 30 augustus 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2024:537530 augustus 2024

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 11098286 \ CV EXPL 24-4525

Vonnis van 30 augustus 2024

in de zaak van

STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER, gevestigd te Rijswijk, eiseres, hierna te noemen: het Waarborgfonds, gemachtigde: [gemachtigde] ,

tegen

1 ARTIC INEX B.V.,

gevestigd te Amsterdam, niet verschenen,2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats] , procederend in persoon, gedaagde partijen, hierna samen te noemen: Artic en [gedaagde 2] .

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:- de dagvaarding van 15 april 2024, met producties,- het mondelinge antwoord van 17 mei 2024,

  • het tussenvonnis van 31 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,

  • de mondelinge behandeling van 31 juli 2024.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Op 1 augustus 2021 heeft [gedaagde 2] een aanrijding veroorzaakt, terwijl hij in een auto van Artic reed.

2.2. [gedaagde 2] is hierbij achterop een stilstaande Seat gereden met daarin twee inzittenden. De Seat heeft hierbij schade opgelopen en de twee inzittenden zijn met de ambulance afgevoerd.

2.3. Omdat de auto van Artic ten tijde van het ongeluk onverzekerd was, heeft het Waarborgfonds de ziektekosten en de autoschade van de aangereden partij vergoed.

3 Het geschil

3.1. Het Waarborgfonds vordert hoofdelijke veroordeling van Artic en [gedaagde 2] tot betaling van € 9.025,11, vermeerderd met rente en kosten.

3.2. Het Waarborgfonds stelt daartoe kosten te hebben vergoed voor schade die is veroorzaakt door Artic en [gedaagde 2] . Op grond van artikel 27 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) heeft het Waarborgfonds een vordering op hen.

3.3. [gedaagde 2] voert verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

De vordering tegen Artic

4.1. Tegen Artic is verstek verleend. Zij is niet verschenen, terwijl de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen. Nu tussen het Waarborgfonds en [gedaagde 2] is voortgeprocedeerd, wordt dit vonnis op grond van artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als een vonnis op tegenspraak beschouwd.

4.2. De vordering op Artic komt niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen.

De vordering tegen [gedaagde 2]

4.3. Het Waarborgfonds heeft voldoende aangetoond dat zij voor ten minste een bedrag van € 8.082,37 aan schade ten gevolge van de aanrijding heeft uitbetaald. Op grond van artikel 27 WAM kan het Waarborgfonds zich vervolgens verhalen op [gedaagde 2] als aansprakelijke bestuurder en op Artic als eigenaar van de (onverzekerde) auto. De vordering wordt dan ook toegewezen.

Rente en kosten

4.4. De gevorderde rente over de hoofdsom zal worden toegewezen met ingang van de datum van de dagvaarding, 15 april 2024.

4.5. Het Waarborgfonds vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit). De gevorderde vergoeding zal daarom worden getoetst aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Het Waarborgfonds heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het Waarborgfonds heeft ook vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat het Waarborgfonds geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Op grond van het Besluit is een tarief van € 942,74 bij een bedrag van € 8.082,37 in hoofdsom redelijk. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.

4.6. Artic en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van het Waarborgfonds (inclusief nakosten). De proceskosten van het Waarborgfonds worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. veroordeelt Artic en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan het Waarborgfonds te betalen een bedrag van € 9.025,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 april 2024, tot de dag van volledige betaling,

5.2. veroordeelt Artic en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 953,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024.