ECLI:NL:RBAMS:2024:4480 - Rechtbank Amsterdam - 16 juli 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/131980-24
Datum uitspraak: 17 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Uitvoeringswet) in verbinding met artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 29 april 2024 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een aanhoudingsbevel (hierna: AB) dat is uitgevaardigd op 10 april 2024 door de Vestfold, Telemark and Buskerud Public Prosecutors Office(Noorwegen). Het AB strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 2002zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederlandgedetineerd in het [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1 Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2024. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A.L. Wagenaar. De opgeëiste persoon is verschenen en is ter zitting bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.J.H. Lina, advocaat in Groningen en door een tolk in de Arabische taal. Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet in verbinding met artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van artikel 22 OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens is de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Syrische nationaliteit heeft.
3 Standpunt verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4 Grondslag en inhoud van het AB.
Het AB vermeldt de Agder Court of Appeal ruling dated 2 May 2023. Reference: 23-029174 AST-AL AG.
In de aanvullende informatie van de Noorse autoriteiten van 6 mei 2024 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest. Van deze straf resteert volgens het AB nog 3 jaar en 363 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het AB.
5 Strafbaarheid
Feit vermeld op de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst in artikel 3, vierde lid, Overeenkomst, te weten:
verkrachting.
Volgens de in rubriek c) van het AB vermelde gegevens is op dit feitn naar Noors recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
6 Slotsom
Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de in de Overeenkomst en Uitvoeringswet gestelde vereisten en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7 Toepasselijke wetsartikelen
-
artikel 1 Overleveringswet;
-
artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet;
-
artikelen 2, 3 en 11 van de Overeenkomst.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van **[opgeëiste persoon]**aan de Vestfold, Telemark and Buskerud Public Prosecutors Office(Noorwegen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.T.C. de Vries, voorzitter, mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.A. Segbedzi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie onderdeel e) van het AB.
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen.