ECLI:NL:PHR:2025:837 - Parket bij de Hoge Raad - 2 september 2025
Arrest
Arrest inhoud
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04086 Zitting 2 september 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, hierna: de verdachte.
1 Inleiding
1.1 De verdachte is bij arrest van 17 oktober 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch
1.2 Namens de verdachte heeft F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, twee middelen van cassatie voorgesteld.
2 Het eerste middel
2.1 Het eerste middel klaagt over het bewezenverklaarde medeplegen van het in voorraad hebben van vervalste bankbiljetten van 500 euro als bedoeld in art. 209 Sr.
2.2 Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij in de periode van 14 mei 2017 tot en met 1 februari 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid hen, toen zij deze ontvingen bekend was met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft.”
2.3 Het hof heeft de volgende tapgesprekken tot het bewijs gebezigd:
“2. Proces-verbaal van verdenking, d.d. 13 maart 2018, dossierpagina’s 369 tot en met 372, met bijlagen voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
De verdenking blijkt uit het volgende: Uit opgenomen en afgeluisterde gesprekken in het onderzoek Agrinion/Ayios Dimitrios zijn gesprekken afgeluisterd waardoor de indruk wordt gewekt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over vals geld spreken en deze ook in bezit hebben.
Postzegels Hieronder zijn een aantal gesprekken *(het hof: bijlagen 1 tot en met 10)*weergegeven waarin over "postzegels" wordt gesproken. [medeverdachte 1] : " [medeverdachte 1] " genoemd, [medeverdachte 2] " [medeverdachte 2] ", [medeverdachte 3] " [medeverdachte 3] " en [verdachte] (het hof begrijpt hier steeds: de verdachte [verdachte] )" [verdachte] ".
Levering vals geld aan [medeverdachte 4] Er zijn plannen om 15 postzegels te verkopen aan een persoon die [medeverdachte 4] heet. Uit onderzoek blijkt dat deze persoon [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , is. Deze [medeverdachte 4] heeft telefonisch contact met [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met betrekking tot de aankoop van deze valse bankbiljetten (het hof: bijlagen 11 tot en met 23).
[…]
Bijlage 11: een tapgesprek d.d. 13 december 2017, 17:07:07 uur sessienummer 9115, dossierpagina 389, voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 1] , naam: [medeverdachte 3] Gebelde: [telefoonnummer 2] , naam: [naam 1]
Na begroeting. [medeverdachte 4] (N): wat ik jou laatst vroeg? [medeverdachte 3] (D): ja, 15 stuks.. [medeverdachte 4] : Euh.. gaat... hoeveel heeft ie er liggen? [medeverdachte 3] : 15. [medeverdachte 4] : Is dat alles wat ie heeft liggen? [medeverdachte 3] ja ja ja. [medeverdachte 4] : Oke, euh... ook van die kleine? [medeverdachte 3] : Wa... nee nee, alleen die grote. [medeverdachte 4] : oke, oke, wanneer ken ik jou zien? [medeverdachte 3] : Ja, weet ik niet maat jij moet dat zeggen... euh morgen? [medeverdachte 4] : Euh... 100% zeker.? [medeverdachte 3] : Wel ja, morgen, of vrijdag maakt mij niet uit. [medeverdachte 4] : ja het liefst... liever vandaag als morgen snap je wat ik bedoel? [medeverdachte 3] : Oh. jajaja. doe maar morgen. [medeverdachte 4] : Oke, dan euh., rond hoe laat ongeveer? [medeverdachte 3] : euh, bel maar rond de middag. Als ik dan niet huis ben dan regelen zij dat wel. [medeverdachte 4] : oke.is goed dan euh.. moet ik gewoon naar dit nummer bellen dan? [medeverdachte 3] : welk? [medeverdachte 4] : Naar deze nummer gewoon bellen? [medeverdachte 3] : Jo, jot jot, dat is van [verdachte] dit nummer. [medeverdachte 4] : oke, dat is goed dan. [medeverdachte 3] : is goed. [medeverdachte 4] : Is goed jongen.
Bijlage 12: een tapgesprek d.d. 14 december 2017, 13:46:02 uur, sessienummer 1502, dossierpagina’s 390 en 391, voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 3] , naam: [medeverdachte 1] Gebelde: [telefoonnummer 4] , naam: [medeverdachte 2]
neemt op en zegt dat ze met de belasting aan het bellen is. [medeverdachte 1] zegt dat hij de advocaat heeft gebeld, om een afspraak te maken. [medeverdachte 1] zegt dat de advocaat heeft geprobeerd om een afspraak voor vandaag te maken maar dat dat niet is gelukt, omdat het vol zat. [medeverdachte 1] zegt dat de advocaat gaat proberen om nog deze week een afspraak te maken. [medeverdachte 1] zegt dat hij tegen de advocaat heeft gezegd dat hij moet zeggen dat hij de vriendin van [medeverdachte 1] belt of stuurt. Tijdens het gesprek is op de achtergrond te horen dat er een telefoon in de wacht staat bij de belastingdienst. heeft last van haar maag. Op de achtergrond is te horen dat er een telefoon overgaat. [medeverdachte 1] vraagt wie er belt en of het die Marokkaan is. denkt van wel. [verdachte] komt aan de lijn
Woordelijk vanaf 02:59 [medeverdachte 1] : schatje wie er net heeft gebeld naar jou [verdachte] : ja die [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] : wat moet hij hebben dan [verdachte] : ja die postzegels... maar dan moet er eerst een goeie afspraak over gemaakt worden en dat moet [medeverdachte 3] doen, ik nie [medeverdachte 1] : postzegels? ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd wat ze moet zeggen eey [verdachte] : o ja dat weet ik nie [medeverdachte 1] : ik heb gezegd zoveel en niet meer, snapte wat ik bedoel. [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : en klaar afgelopen snapte ja toch [verdachte] : ik heb het ook gezegd ik ga dat niet regelen dat moet tie maar lekker zelf doen tis voor mij wel goed [medeverdachte 1] : om hoeveel geld ging het 3200 toch? [verdachte] : ja maar hij eid al 100 euro betaald [medeverdachte 1] : ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd luister goed as ze hem 15 van die postzegels geeft [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : 15 van die postzegels kost normaal een rug om te kopen, dan kan hij 7500 euro wit geld maken. [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : snapte te [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : das dubbele [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : en dan ist klaar..afgelopen oprotten niet meer aan het erf komen [verdachte] : ja. [medeverdachte 1] : dan hebben we een rug betaald eey dat kost een rug eey normaal... snapte.. [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : snel van dat erf afkomen met je kankerfamilie. [medeverdachte 1] : en als tie zegt Neke... ik koop van Neke 50 euro weetje wat hij bij mij betaald heb allemaal [verdachte] : nee want [medeverdachte 3] hebt het al gezegd [medeverdachte 1] : 125 [verdachte] : da kan nie zei [medeverdachte 3] tegen zijn [medeverdachte 1] : hoe kan dat nou ik ga toch .. zelf niet met verlies verkopen [verdachte] : nee [medeverdachte 1] : ze kosten mij drie geeltjes snapte en ik verkocht ze voor een meier of 125... ik heb zijn voor 125 verkocht ik heb er voor hem 3, 4 keer verkocht snapte. [medeverdachte 1] ..ntv.. met die postzegels en klaar niet meer aan de erf nie meer komen., klaar..hij kan van mij..van die 15 postzegels kan hij zeven en half roojtje wit geld maken. Snapte wat ik bedoel [verdachte] : ik zal [medeverdachte 3] trouwens eens bellen ook, ....hier heb je [medeverdachte 2] terug [medeverdachte 1] : zegt het maar tegen [medeverdachte 3] eey [verdachte] : ja ik ga dat gelijk doen [medeverdachte 2] komt weer aan de lijn. [medeverdachte 2] heeft ondertussen op andere telefoongesprek met Belastingdienst. Op de achtergrond is stem van een vrouw van de Belastingdienst te horen, gesprek gaat over stopzetten van de toeslag en opnieuw aanvragen. Gesprek gaat verder tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] Gesprek gaat over ouder worden. [medeverdachte 2] zegt dat [naam 2] had gezegd dat ze er oud uitziet. [medeverdachte 1] zegt dat hij [naam 2] al van het begin niet mocht. [naam 2] is een stiekem mannetje.. [medeverdachte 1] vindt [medeverdachte 2] hét knapste wijf van [plaats] en omstreken. Gesprek gaat verder over [naam 2] . Die moet zich niet met hun bemoeien. Gesprek gaat verder over casino van [plaats] [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat ze daar niet moet wegblijven, maar ook niét 2 of 3 keer per week naar toe moet gaan. 1 keer per week of 2 keer in de veertien dagen even je laten zien is ook goed. Gesprek gaat verder het afluisteren. Dat de afluisteraars alleen maar het ophalen van de rolluiken horen. [medeverdachte 1] zegt dat bij die […] dat vrouwke tweede kerstdag bezoek komt. [medeverdachte 1] zegt dat die […] posttraumatisch stresssyndroom heeft. [medeverdachte 2] én [medeverdachte 1] weten niet wat dat is. [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] [medeverdachte 3] nog te pakken heeft gehad. [verdachte] zegt dat dat niet is gelukt. [medeverdachte 2] zegt dat ze die vent heeft geappt voor die horloge, maar die reageert niet. [medeverdachte 1] vraagt of het die Marokkaan is [medeverdachte 2] zegt dat ze het straks nog een keer gaat proberen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nemen afscheid. [medeverdachte 1] zegt dat hij later nog een keer zal bellen.
Bijlage 13: een tapgesprek d.d. 14 december 2017, 19:46:16 uur, sessienummer 9572, dossierpagina 392, voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 1] Gebelde: [telefoonnummer 2] [medeverdachte 3] zegt waarom hij moest bellen […] zegt dat hij nog aan het wachten is op iemand en vraagt aan [medeverdachte 3] of hij zijn kant op kan komen. [medeverdachte 3] vraagt waar hij moet zijn. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 3] de [a-straat] moet rijden en tegenover café internationaal moet parkeren. [medeverdachte 4] zegt dat hij dan naar [medeverdachte 3] toe komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij naar [medeverdachte 4] gaat
Bijlage 14: een tapgesprek d.d. 14 december 2017, 20:01:06 uur, sessienummer 9583, dossierpagina 393, voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 1] , naam: [medeverdachte 3] Gebelde: [telefoonnummer 2] , naam: [naam 1]
[medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 4] naar buiten komt. [medeverdachte 4] zegt dat hij nu naar buiten loopt. [medeverdachte 3] zegt dat hij nu bij [A] rijdt [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 3] de [a-straat] in moet rijden en dan de auto op de eerste parkeerplaats aan zn rechterkant moet parkeren Verbinding wordt verbroken.
[…]
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2017, dossierpagina’s 162 tot en met 167, voor zóver inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruiker [medeverdachte 4] Uit onderzoek ZBRAB17002 Agrinion blijkt dat zowel [medeverdachte 2] en [verdachte] als [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [medeverdachte 3] vanaf 29 november 2017 telefonisch contact hebben met een [medeverdachte 4] op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
[medeverdachte 4] Uit onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem genaamd BVH zou [medeverdachte 4] kunnen zijn [medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] .
Inbeslagname 15 biljetten 500 euro Ik zag in het bedrijfsprocessensysteem dat op 16 december 2017 omstreeks 02.28 uur een mutatie is opgemaakt waarin staat dat [medeverdachte 4] , geboren [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] en wonende [b-straat 1] te [plaats], is aangehouden wegens overtreding van zijn schorsende voorwaarden. Ik zag dat bij zijn insluitingsfouillering onder meer 15 briefjes van 500 euro zijn aangetroffen.
Vals geld Uit opgenomen telefoongesprekken blijkt dat deze 500 eurobiljetten vermoedelijk vals zijn en eerst in het bezit waren van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Dit blijkt uit onderstaande opgenomen telefoongesprekken uit het onderzoek ZBRAB 17002 Agrinion;
15 stuks leveren
Op 13 december 2017 omstreeks 17.07.07 uur wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [medeverdachte 3] , gebeld door een [medeverdachte 4] met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] .
In het gesprek wordt onder andere het volgende gezegd: [medeverdachte 4] (N): wat ik jou laatst vroeg? [medeverdachte 3] (D): ja, 15 stuks. [medeverdachte 4] . Euh.. gaat... hoeveel heeft ie er liggen? [medeverdachte 3] : 15. [medeverdachte 4] : Is dat alles wat ie heeft liggen? [medeverdachte 3] : jajaja. [medeverdachte 4] : Oke, euh... ook van die kleine? [medeverdachte 3] : Wa... nee nee, alleen die grote. [medeverdachte 4] . oke, oke, wanneer ken ik jou zien? [medeverdachte 3] : Ja, weet ik niet maat jij moet dat zeggen... euh morgen? [medeverdachte 4] . Euh... 100% zeker? [medeverdachte 3] : Welja, morgen of vrijdag maakt mij niet uit. [medeverdachte 4] : ja het liefst... liever vandaag als morgen snapje wat ik bedoel? [medeverdachte 3] : Oh. jajaja. doe maar morgen. [medeverdachte 4] : Oke, dan euh.. rond hoe laat ongeveer? [medeverdachte 3] : euh, bel maar rond de middag. Als ik dan niet huis ben dan regelen zij dat wel. [medeverdachte 4] : oke is goed dan euh.. moet ik gewoon naar dit nummer bellen dan? [medeverdachte 3] : welk? [medeverdachte 4] . Naar deze nummer gewoon bellen? [medeverdachte 3] : Jo, jot jot, dat is van [verdachte] dit nummer. [medeverdachte 4] . oke, dat is goed dan. [medeverdachte 3] : is goed.
Op 14 december 2017 omstreeks 13.46.02 uur wordt gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , het telefoonnummer van [B] Nederland bv, naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , dit telefoonnummer is in gebruik bij [medeverdachte 2] .
In het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] , de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , en [medeverdachte 2] wordt het telefoongesprek overgenomen door [verdachte] . Tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] wordt er onder andere gesproken over 15 postzegels.
[medeverdachte 1] : schatje wie er net heeft gebeld naar jou [verdachte] : ja die [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] : wat moet hij hebben dan [verdachte] : ja die postzegels... maar dan moet er eerst een goeie afspraak over gemaakt worden en dat moet [medeverdachte 3] doen, ik nie [medeverdachte 1] : postzegels? ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd wat ze moet zeggen eey [medeverdachte 1] : ik heb gezegd zoveel en niet meer, snapte wat ik bedoel. [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : en klaar afgelopen snapte ja toch [verdachte] : ik heb het ook gezegd ik ga dat niet regelen dat moet tie maar lekker zelf doen tis voor mij wel goed [medeverdachte 1] : om hoeveel geld ging het 3200 toch? [verdachte] : ja maar hij had al 100 euro betaald [medeverdachte 1] : ik heb tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd luister goed as ze hem 15 van die postzegels geeft, [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : 15 van die postzegels kost normaal een rug om te kopen, dan kan hij 7500 euro wit geld maken maken. [verdachte] : ja [medeverdachte 1] : snapte te [verdachte] : ja. [medeverdachte 1] : das dubbele [verdachte] : ja
Op basis van bovenstaand gesprek wordt met 15 postzegels hoogst waarschijnlijk bedoelt; biljetten van 500 euro. Degene die deze krijgt kan hiermee 15 x 500 euro = 7500 euro uitgeven.
Op 14 december 2017 omstreeks 19.11.49 uur belt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
[medeverdachte 4] vraagt aan [verdachte] of zij naar [plaats] kan komen. [verdachte] zegt dat ze geen auto heeft. [medeverdachte 4] vraagt of [medeverdachte 2] dan kan komen [verdachte] zegt dat dat ook niet gaat [verdachte] vraagt of [medeverdachte 4] naar hun kan komen. [medeverdachte 4] zegt dat hij nog op iemand aan het wachten is en dat dat nog wel een half uur, drie kwartier kan duren. [medeverdachte 4] zegt dat hij wel zal wachten tot die gene er is en dat hij dan hun kant op komt. [medeverdachte 4] vraagt of het toch wel 15 hele zijn. [verdachte] zegt dat dat klopt. [medeverdachte 4] zegt dat het dan goed is.
Overdracht. Hoogstwaarschijnlijk worden op 14 december 2017 de 15 biljetten Van 500 euro overgedragen aan [medeverdachte 4] door [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [medeverdachte 3] . Dit blijkt uit onderstaande gesprekken;
Op 14 december 2017 omstreeks 20.01.06 uur belt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
[medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 4] naar buiten komt. [medeverdachte 4] zegt dat hij nu naar buiten loopt. [medeverdachte 3] zegt dat hij nu bij [A] rijdt [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 3] de [a-straat] in moet rijden en dan de auto op de eerste parkeerplaats aan zn rechterkant moet parkeren.
Op 18 december 2017 omstreeks 12.41.02 uur belt het telefoonnummer [telefoonnummer 5] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
[verdachte] : zegt dat die [medeverdachte 4] vast zit. [medeverdachte 3] : vraagt waarvoor. [verdachte] ; Ja, dat weet gij wel toch? [medeverdachte 3] : Ja voor die dingen? Wat is daarmee dan? Niet mijn probleem toch of wel? [verdachte] : Nee. [medeverdachte 3] : Nou dan. [verdachte] : Ja. [medeverdachte 3] : Dat zon mongool (.ntv..) Waar ben jij?
Detentiegegevens [medeverdachte 4] Uit onderzoek naar de detentiegegevens van [medeverdachte 4] blijkt dat deze gedetineerd zit in PI […] . Dit is ook de PI waar [medeverdachte 1] gedetineerd zit.
Onderzoek inbeslaggenomen 15 biljetten 500 euro De 15 briefjes van 500 euro uit de insluitingsfouillering van [medeverdachte 4] zijn inbeslaggenomen en overgedragen aan de afdeling
2.4 Voorts heeft het hof – voor zover hier van belang – de volgende bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen in het arrest opgenomen:
“De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals verwoord in de pleitnota – in de kern aangevoerd dat er:
- geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Voor zover je al van enige bijdrage van de verdachte kunt spreken, is dit volgens de raadsman niet een bijdrage van voldoende gewicht om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen;
- […].
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ad 1: Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hierboven bedoelde bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Op 14 december 2017 omstreeks 13:46 uur spreekt medeverdachte [medeverdachte 1] telefonisch met de verdachte over de verkoop van “postzegels” *(het hof begrijpt: valse bankbiljetten)*aan [medeverdachte 4] (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] : [medeverdachte 4]). Tijdens dit gesprek heeft medeverdachte [medeverdachte 1] het over een totaalbedrag van € 3.200,00, waarop de verdachte tegen [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] al € 100,00 betaald heeft. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt vervolgens tegen de verdachte dat hij tegen [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2]) heeft gezegd dat het akkoord is als ze hem (het hof begrijpt: [medeverdachte 4]) 15 postzegels geeft. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt daarnaast tegen de verdachte dat de "postzegels" normaal een rug kosten en dat hij er dan € 7.500,00 mee wit kan maken. Vervolgens wordt de verdachte op voornoemde datum omstreeks 19:11 uur gebeld door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] vraagt aan de verdachte of zij naar [plaats] kan komen en of het 15 "hele" zijn. Dit laatste wordt door de verdachte bevestigd.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat, in het bijzonder gezien de onderlinge taakverdeling tussen de verdachte en de anderen, de wetenschap en bekendheid bij eenieder over de term "postzegels" en verdachtes (regisserende): rol op belangrijke momenten waaronder het directe contact met medeverdachte [medeverdachte 1] over de gang van zaken alsmede met [medeverdachte 4] over de verkoop van deze zogenoemde “postzegels”, er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, waarbij de intellectuele en materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht was.
Ad 2: […]
Het verweer wordt in af zijn onderdelen verworpen.”
2.5 In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachtes bijdrage aan het tenlastegelegde feit slechts heeft bestaan uit het doorgeven van inlichtingen aan medeverdachte [medeverdachte 4] door hem te vragen naar een bepaalde plaats te komen voor het overdragen van de valse geldbiljetten. Tegen deze achtergrond is het oordeel van het hof dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde feit van voldoende gewicht is geweest onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd, aldus de steller van het middel.
2.6 Het gaat in de onderhavige zaak om het medeplegen van het in voorraad hebbenvan vervalste bankbiljetten – waarvan de valsheid de verdachten, toen zij deze ontvingen, bekend was – met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven. Het lijkt mij dat ‘in voorraad hebben’ ook gezien de wetsgeschiedenis
2.7 Ter concretisering van het voorgaande merk ik op dat het medeplegen van het in voorraad hebben een nogal passief
2.8 Uit de tot het bewijs gebezigde tapgesprekken blijkt het volgende. i) Op 13 december 2017 omstreeks 17.00 uur wordt de telefoon die in gebruik is bij de verdachte door [medeverdachte 4] (de uiteindelijke ontvanger van de valse bankbiljetten) gebeld. Medeverdachte [medeverdachte 3] neemt de telefoon op. In dit gesprek informeert [medeverdachte 4] naar de hoeveelheid valse biljetten die voorhanden zijn en wanneer hij [medeverdachte 3] kan zien. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij de volgende dag kan bellen op hetzelfde nummer en dat ingeval hij niet thuis is “zij” het wel regelen. Vervolgens deelt hij aan [medeverdachte 4] mede dat het nummer dat [medeverdachte 4] heeft gebeld van de verdachte is. ii) Op 14 december 2017 rond kwart voor twee belt de verdachte nadat zij het telefoongesprek heeft overgenomen van [medeverdachte 2] met medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte geeft aan dat [medeverdachte 4] haar net heeft gebeld over “postzegels” (de valse biljetten) en dat daar een afspraak over moet worden gemaakt, maar dat [medeverdachte 3] dat moet doen en niet zij. [medeverdachte 1] vraagt om hoeveel geld het gaat (DP: ik begrijp dat hier wordt gedoeld op het bedrag dat [medeverdachte 4] zal moeten betalen voor het nepgeld) en suggereert dat het € 3200 is; verdachte antwoordt instemmend, maar merkt op dat hij (DP: ik begrijp [medeverdachte 4]) al € 100 euro heeft betaald. Ze geeft ook aan [medeverdachte 3] te zullen bellen; even later geeft zij aan [medeverdachte 1] aan dat dit niet is gelukt. iii) Op 14 december 2017 rond tien over zeven ‘s avonds belt [medeverdachte 4] met de verdachte en vraagt haar of zij naar [plaats] kan komen. Verdachte antwoordt dat zij geen auto heeft en dat medeverdachte [medeverdachte 2] ook niet kan komen en verzoekt [medeverdachte 4] naar hen toe te komen. [medeverdachte 4] vraagt of het vijftien “hele” zijn (DP: ik begrijp vijftien briefjes van € 500) en verdachte bevestigt dit. iv) Op 14 december 2017 rond kwart voor acht en om acht uur spreekt [medeverdachte 3] tweemaal met [medeverdachte 4] over hun ontmoeting. In het eerste gesprek vraagt hij bij welke straat hij precies moet zijn; in het tweede gesprek vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] of hij naar buiten komt. v) Op 18 december 2017 belt verdachte met [medeverdachte 3] en vertelt zij hem dat [medeverdachte 4] vastzit. [medeverdachte 3] vraagt waarom en de verdachte antwoordt: “dat weet gij wel toch”.
2.9 De vraag in cassatie is of uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het in voorraad hebben van valse bankbiljetten van € 500. Ik meen van wel. Dat de verdachte zich bewust was van de waarschijnlijke aanwezigheid van het valse geld staat vast. Ze heeft immers meerdere malen met haar medeverdachten en de uiteindelijke afnemer gesproken over het valse geld en ook de hoeveelheid. Dat zij ook feitelijke beschikkingsmacht had over de biljetten kan eveneens uit de bewijsvoering worden afgeleid. Zo heeft de verdachte kort voor de levering van de biljetten aan [medeverdachte 4] door medeverdachte [medeverdachte 3] een gesprek gehad met [medeverdachte 4] en hem gevraagd of hij naar hen toe kan komen, kennelijk voor de levering. Dit brengt mee dat uit de bewijsvoering blijkt dat de biljetten klaarblijkelijk gereed lagen en dus in voorraad waren om aan [medeverdachte 4] te worden afgegeven en dat de verdachte hier dus feitelijke beschikkingsmacht over had. Dat de levering uiteindelijk nog geen uur later heeft plaatsgevonden door [medeverdachte 3] en niet door de verdachte, doet wat mij betreft niet af aan het voorgaande, nu de kern van de in art. 209 Sr vervatte strafbepaling het in voorraad hebben is. Het uitgeven of doen uitgeven is slechts een bestanddeel waar het oogmerk van de verdachte op moet zijn gericht. Het is in het kader van het medeplegen, anders dan de steller van het middel impliceert, dus niet vereist dat de verdachte ook een voldoende significante bijdrage aan het afleveren van de geldbedragen heeft geleverd. In het onderhavige geval hebben zowel de verdachte als haar mededaders blijkens de tapgesprekken het oogmerk gehad de biljetten aan [medeverdachte 4] te leveren en heeft het hof niet onbegrijpelijk vastgesteld dat sprake was van een onderlinge taakverdeling. Kennelijk heeft het hof hiermee tot uitdrukking willen brengen dat een gezamenlijk plan bestond om de biljetten aan [medeverdachte 4] te verkopen.
2.10 Het middel faalt.
3 Het tweede middel
3.1 Het tweede middel bevat de klacht dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden.
3.2 Deze klacht is terecht voorgesteld. Namens de verdachte is op 18 oktober 2023 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 29 januari 2025 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen, hetgeen betekent dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden met ruim zeven maanden. Nu de aan de verdachte opgelegde taakstraf geheel voorwaardelijk is opgelegd, kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden.
4 Slotsom
4.1 Het eerste middel faalt en het tweede middel is terecht voorgesteld, maar leidt niet tot cassatie. Nu de verdachte in eerste aanleg door de rechtbank is vrijgesproken van het tenlastegelegde, het hof in hoger beroep tot een veroordeling is gekomen en in cassatie tevergeefs is geklaagd over de bewijsvoering en bewezenverklaring van dit feit door het hof, ligt afdoening van het middel met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering niet in de rede.
4.2 Ambtshalve merk ik op dat de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM zal worden overschreden als de Hoge Raad uitspraak doet meer dan twee jaren nadat op 18 oktober 2023 het cassatieberoep is ingesteld.
4.3 Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Parketnummer: 20-001369-22. Dit arrest is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHSHE:2023:3608.
In de memorie van toelichting wordt de term “voorhanden hebben” gebruikt. Zie Kamerstukken II, 2000/01, 27494, nr. 3, p. 4. Vgl. ook wat betreft het in voorraad hebben in de zin van art. 240b (oud) Sr Kamerstukken II, 1994/95, 23682, nr. 5, p. 17 waarin deze term aan de hand van de in de Van Dale gegeven definitie wordt omschreven als “een hoeveelheid van iets die voorhanden is, waarvan men gebruik kan maken, in het bijzonder een hoeveelheid goederen die in een winkel of een bedrijf voorhanden is”. Zie ook M. Scharenborg, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht (1886-2017*)*, Deel II, p. 70.
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. P.A.M. Mevis, r.o. 3.2.1.
HR 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:112, NJ2024/123 m.nt. Jörg, r.o. 2.4.2. Met verwijzing naar HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938, NJ 2022/316 m.nt. K.K. Lindenberg.
Vgl. wat betreft het opzettelijk aanwezig hebben van Opiumwetmiddelen de conclusie van AG Knigge, PHR 4 september 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BX4260 randnummer 4.6.
Vgl. de conclusie van voormalig AG Hofstee van 31 mei 2022, ECLI:NL:PHR:2022:514, randnummer 14.
HR 17 juni, 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. P.A.M. Mevis, r.o. 3.3 en 3.6.2 onder c.
HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40, NJ 2023/106 m.nt. Keijzer, r.o. 2.5.
HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.5.