Terug naar bibliotheek
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

ECLI:NL:OGEAA:2024:133 - Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba - 22 april 2024

Uitspraak

ECLI:NL:OGEAA:2024:13322 april 2024

Uitspraak inhoud

Beschikking van 23 april 2024

Behorend bij AUA202304180

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING

in de zaak van:

[Verzoekster], wonende te Aruba, verzoekster, hierna ook te noemen: de vrouw, gemachtigde: de advocaat mr. R.L. Dijkhoff,

tegen:

[Verweerder], wonende te Aruba, te [adres] verweerder, hierna ook te noemen: de man, procederende in persoon,

in welke zaak om advies is gevraagd van de Ambtenaar van de Burgerlijke Standte Aruba, vertegenwoordigd door mr. J.M.A.M. Ponsioen.

1 DE PROCEDURE

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 november 2023;

  • het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand, overgelegd op 8 februari

2024;

  • de aanvullende producties van de vrouw, ingediend op 5 maart 2024 en 8 maart 2024;

  • de pleitnota zijdens de vrouw, overgelegd op 12 maart 2024;

  • de mondelinge behandeling van 12 maart 2024, waarbij zijn verschenen de vrouw in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde, de man in persoon en namens de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand mr. J.M.A.M. Ponsioen.

1.2 Bepaald is dat vandaag een beschikking zal worden gegeven.

2 DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 Partijen zijn op 27 oktober 2017 getrouwd in Venezuela. De man heeft de Arubaanse nationaliteit, de vrouw de Venezolaanse.

2.2 Dit huwelijk is op 16 juli 2018 ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba.

2.3 De vrouw staat sinds 17 december 2018 onafgebroken ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba.

2.4 Op 25 november 2021 heeft de Tribunal de Municipio Ordinario y Ejecutor de Medidas del Municipio Urumaco de la Circunscripción Judicial del Estado Falcón, Venezuela, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

2.5 Op verzoek van de man is de echtscheidingsbeschikking op 12 augustus 2022 ingeschreven in Aruba.

3 HET VERZOEK

3.1 De vrouw verzoekt in deze procedure:

4 DE BEOORDELING

4.1 Geen van de verzoeken van de vrouw kan worden toegewezen, en wel om de volgende reden.

4.2 De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand er terecht op gewezen dat de Venezolaanse echtscheidingsbeschikking niet staat ingeschreven in het Register van Huwelijken en Echtscheidingen van Aruba, maar (alleen) is ingeschreven in het bevolkingsregister. Over feiten die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister kan de civiele rechter niet oordelen: daarop is het Landsbesluit Bevolkingsregister (AB 1990 no. GT 41) van toepassing. Als de vrouw het niet eens is met de inschrijving van de echtscheiding in het bevolkingsregister, moet zij daartegen allereerst bezwaar maken bij Censo.

4.3 Daarbij overweegt het Gerecht nog het volgende. De vrouw verwijst in haar verzoek (onder andere) naar artikel 1:26 BW. Dit artikel bepaalt – samengevat – dat iemand die daarbij belang heeft, het Gerecht kan verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende buitenlandse uitspraak vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand, als deze uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften tot stand is gekomen en de openbare orde zich niet tegen de gevraagde opneming verzet. De vrouw beoogt het omgekeerde, namelijk een verklaring voor recht dat de Venezolaanse echtscheidingsbeschikking nietvatbaar is voor opname in een register van de burgerlijke stand, omdat de Arubaanse openbare orde zich daartegen verzet. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de vrouw echter onvoldoende onderbouwd dat de Venezolaanse echtscheidingsbeschikking niet volgens de plaatselijke voorschriften tot stand is gekomen, of in strijd is met de Arubaanse openbare orde.

4.4 Voor zover de vrouw stelt dat de Venezolaanse rechter niet bevoegd was de echtscheiding uit te spreken omdat de man en de vrouw beiden in Aruba woonden, geldt dat de Ambtenaar er terecht op heeft gewezen dat de Venezolaanse rechter voldoende aanknopingspunten heeft gezien met de Venezolaanse rechtssfeer om zich bevoegd te achten kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek. Partijen zijn immers in Venezuela getrouwd en de vrouw heeft de Venezolaanse nationaliteit. De vrouw heeft daar vervolgens niets tegenover gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de Venezolaanse rechter niet bevoegd was te oordelen over het echtscheidingsverzoek.

4.5 Daarnaast heeft de vrouw gesteld dat zij niet op de hoogte was van de echtscheidingsprocedure. Uit de tekst van de echtscheidingsbeschikking blijkt echter iets anders. Volgens die beschikking is de vrouw in de echtscheidingsprocedure gerepresenteerd (“representado”) door de advocaat die de man in die procedure bijstond (“asistida”). Daarnaast is in de echtscheidingsbeschikking opgenomen dat de vrouw volgens de in Venezuela geldende regels is opgeroepen om te verschijnen in de procedure. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat zij van niets wist, maar dat heeft zij niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van de advocaat die haar volgens de beschikking zou hebben bijgestaan, of informatie van het Venezolaanse gerecht waaruit zou kunnen blijken dat de oproep haar nooit heeft of kan hebben bereikt.

4.6 Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de Venezolaanse echtscheidingsbeschikking is gegeven door een onbevoegde rechter, niet tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging dat of erkenning daarvan strijd oplevert met de Arubaanse openbare orde.

4.7 Bij die stand van zaken kan in het midden blijven hoe het standpunt van de Ambtenaar dat een buitenlandse uitspraak niet kan worden opgenomen in een register van de burgerlijke stand, omdat in die registers alleen rechtsfeiten staan die zich in Aruba hebben voorgedaan, zich verhoudt tot de artikelen 1:20b en 1:26 BW (volgens welke artikelen buitenlandse aktes of uitspraken in voorkomende gevallen wél in een register van de burgerlijke stand kunnen worden opgenomen).

4.8 Omdat partijen met elkaar getrouwd zijn geweest, bepaalt het Gerecht dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

5 DE BESLISSING

Het Gerecht:

wijst de verzoeken af,

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 23 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.