Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer24/01828 Datum3 oktober 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 maart 2024, nr. BK-23/726[1], op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/2936) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de schenkbelasting.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.A. van Ginkel, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 11 oktober 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.[2] Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de klachten

De klachten falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 24/01831, ECLI:NL:HR:2025:1328.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, M.T. Boerlage, A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2025.

ECLI:NL:GHDHA:2024:646.

ECLI:NL:PHR:2024:1055.


Voetnoten

ECLI:NL:GHDHA:2024:646.

ECLI:NL:PHR:2024:1055.