Terug naar bibliotheek
Hoge Raad
ECLI:NL:HR:2024:517 - Hoge Raad - 5 april 2024
Arrest
ECLI:NL:HR:2024:517•5 april 2024
Formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:5445 - Rechtbank Gelderland - 30 september 2020ECLI:NL:GHARL:2022:1960 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 15 maart 2022ECLI:NL:GHARL:2022:1961 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 15 maart 2022ECLI:NL:GHARL:2022:1962 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 15 maart 2022ECLI:NL:GHSHE:2022:3100 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 7 september 2022ECLI:NL:PHR:2023:671 - Parket bij de Hoge Raad - 7 juli 2023ECLI:NL:PHR:2023:699 - Parket bij de Hoge Raad - 7 juli 2023ECLI:NL:PHR:2023:672 - Parket bij de Hoge Raad - 7 juli 2023ECLI:NL:HR:2024:387 - Hoge Raad - 5 april 2024ECLI:NL:HR:2024:516 - Hoge Raad - 5 april 2024ECLI:NL:HR:2025:1236 - Hoge Raad - 5 september 2025
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/01507
Datum5 april 2024
ARREST
in de zaak van
[X3] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 maart 2022, nrs. 20/01051 en 20/01052[1] , op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/108 en 19/109) betreffende het door belanghebbende afgedragen bedrag aan loonheffingen over het tijdvak juli 2017.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door H.M.M. Prinsen en E.P. Hageman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 7 juli 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.[2]
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/01503, ECLI:NL:HR:2024:387.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel, M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
ECLI:NL:GHARL:2022:1962.
ECLI:NL:PHR:2023:671, met gemeenschappelijke bijlage ECLI:NL:PHR:2023:699. - - - ## Voetnoten