ECLI:NL:HR:2022:1918
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00700 Datum23 december 2022
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z], Malta, (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2022, nr. 20/00453
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. de Birk, heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
2.1.1 Deze zaak ziet op een beschikking inzake belastingrente die in rekening is gebracht nadat een zogenoemde carry-back was teruggenomen. In geschil is of deze belastingrente mede in rekening mocht worden gebracht over een periode waarin de fiscus al beschikte over het verschuldigde belastingbedrag.
2.1.2 Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 in eerste instantie een verlies uit werk en woning aangegeven. De Inspecteur heeft de aangifte gevolgd en heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 van 17 augustus 2018 een verlies uit werk en woning vastgesteld.
2.1.3 Bij beschikking van 25 augustus 2018 is dit verlies verrekend met het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2012. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 is dienovereenkomstig met € 43.170 verminderd.
2.1.4 Op 21 augustus 2018 heeft belanghebbende een nieuwe aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend, waarin een positief inkomen uit werk en woning is opgenomen. De Inspecteur heeft in overeenstemming met deze nieuwe aangifte bij verminderingsbeschikking
2.1.5 Op 2 januari 2019 is aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 opgelegd naar een te betalen bedrag van € 43.170. Gelijktijdig met die navorderingsaanslag is een beschikking te betalen belastingrente gegeven voor een bedrag van € 9.438, berekend over de periode van 1 juli 2013 tot en met 2 februari 2019.
2.2 Voor het Hof was in geschil of terecht belastingrente aan belanghebbende in rekening is gebracht over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 al beschikte over het desbetreffende te betalen belastingbedrag. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Tegen dit oordeel keert zich het middel.
2.3 Het middel faalt op de gronden uiteengezet in rechtsoverwegingen 3.2 tot en met 3.3.4 van het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.518 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 548.
ECLI:NL:GHSHE:2022:134.
Beschikking als bedoeld in artikel 3.152, lid 1, Wet IB 2001.
ECLI:NL:HR:2022:1673.