Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:803

Arrest

ECLI:NL:HR:2020:80324 april 2020Deze uitspraak is in 3 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/05823 Datum 24 april 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser],wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, hierna: [eiser], advocaat: J.P. van den Berg,

tegen

1. WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTER in cassatie, hierna: Eigen Haard, advocaat: J.P. Heering,

2. DE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK AAN DE [a-straat 1] te [plaats],

hierna: verweerders onder 2.

1 Procesverloop in cassatie

1.1 Met een op 23 december 2019 bij de Hoge Raad ingediende procesinleiding heeft [eiser] cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 oktober 2019 met zaaknummer 200.250.228/01 KG tussen Eigen Haard enerzijds en [eiser] en “de personen die verblijven in de onroerende zaak aan de [a-straat 1] te [plaats]” anderzijds. In de procesinleiding is vermeld dat verweerders in cassatie ten laatste kunnen verschijnen op 30 januari 2020.

1.2 De griffier van de Hoge Raad heeft op 23 december 2019 aan [eiser] een oproepingsbericht doen toekomen.

1.3 [eiser] heeft het oproepingsbericht en de procesinleiding op 2 januari 2020 bij exploot doen betekenen aan Eigen Haard, die daarna een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend.

1.4 In de onderhavige uitspraak gaat het uitsluitend om de vraag of verstek kan worden verleend tegen verweerders onder 2. [eiser] heeft het oproepingsbericht en de procesinleiding op 30 december 2019 bij exploot doen betekenen aan “zij die verblijven in de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [a-straat 2] te [plaats]”. In het exploot is vermeld dat afschrift van het exploot alsmede van het oproepingsbericht en de procesinleiding, in een gesloten envelop ter plaatse is achtergelaten. Verder is vermeld dat de deurwaarder zo spoedig mogelijk een uittreksel van genoemde stukken zal publiceren in het Parool.

1.5 Verweerders onder 2 zijn in cassatie niet verschenen. [eiser] heeft verzocht om verstek te verlenen tegen verweerders onder 2.

1.6 De rolraadsheer heeft ter rolle van 30 januari 2020 verzocht navraag te doen bij de deurwaarder of het oproepingsbericht en de procesinleiding ten aanzien van verweerders onder 2 inderdaad zijn betekend aan het adres dat is vermeld in het exploot van oproeping, [a-straat 2] te Amsterdam, nu in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam.

1.7 Bij schrijven van 17 februari 2020 heeft de deurwaarder bericht dat het adres van verweerders onder 2 “waarschijnlijk abusievelijk niet correct in het exploot [is] opgenomen”.

1.8 De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot het uitspreken van de nietigheid van het exploot van oproeping ten aanzien van verweerders onder 2.

2 Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening

2.1 Art. 121 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter geen verstek tegen de verweerder verleent indien de verweerder niet in het geding is verschenen hoewel hem dat bij exploot was aangezegd, en aan de rechter blijkt dat het exploot lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. Art. 121 lid 2 Rv houdt in dat in het geval bedoeld in het eerste lid, de rechter een nieuwe uiterste datum voor verschijning bepaalt en beveelt dat deze door de eiser bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd met herstel van het gebrek en met inachtneming van art. 120 lid 3 Rv, op kosten van de eiser. Art. 121 lid 3 Rv luidt: “Is echter aannemelijk dat het exploot van betekening van het oproepingsbericht de verweerder als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot uit.”

2.2 Nu het exploot van oproeping ten aanzien van verweerders onder 2 is betekend aan het adres [a-straat 2] te Amsterdam, terwijl in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam, moet alleen al om die reden ervan worden uitgegaan, mede gezien het hiervoor in 1.7 vermelde schrijven van de deurwaarder, dat het exploot niet aan het juiste adres is betekend. Aannemelijk is dat het exploot verweerders onder 2 niet heeft bereikt als gevolg van de betekening op een onjuist adres, zodat is voldaan aan het bepaalde in art. 121 lid 3 Rv. Dit brengt mee dat de nietigheid van het exploot dient te worden uitgesproken.

2.3 Het gevraagde verstek ten aanzien van verweerders onder 2 moet derhalve worden geweigerd.

2.4 De zaak staat op de rol van 8 mei 2020 voor schriftelijke toelichting in het geding tussen [eiser] en Eigen Haard.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

  • verklaart het exploot van betekening van het oproepingsbericht ten aanzien van verweerders onder 2 nietig;
  • weigert het gevraagde verstek ten aanzien van verweerders onder 2;
  • verstaat dat de instantie ten aanzien van verweerders onder 2 is geëindigd.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 24 april 2020.