Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2018:2307

Arrest

ECLI:NL:HR:2018:230714 december 2018

Arrest inhoud

14 december 2018

Nr. 18/02747

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 mei 2018, nrs. 17/00208 tot en met 17/00210, op het hoger beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 15/1448 tot en met 15/1450) betreffende aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente dan wel belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 18/02746 (ECLI:NL:HR:2018:2259) uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe berekening van de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad: verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof doch uitsluitend voor zover deze betreft de naheffingsaanslagen loonheffingen die zijn opgelegd over de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, verwijst de zaak voor wat betreft de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 naar het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2018.