ECLI:NL:HR:2016:2525
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
8 november 2016
Strafkamer
nr. S 14/06110
SG/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 november 2014, nummer 21/009152-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging het volgende beslist: "Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van, parketnummer 05-700660-11, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden."
Het Hof heeft die beslissing niet gemotiveerd.
2.3. Deze beslissing is derhalve niet voorzien van de in art. 14j, eerste lid, Sr vereiste motivering.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3 Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden.
4 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5 Beslissing
De Hoge Raad; vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf; vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze drie maanden en drie weken beloopt; wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging opnieuw wordt berecht en afgedaan; verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2016.