ECLI:NL:HR:2015:1684
Arrest
Arrest inhoud
19 juni 2015
Eerste Kamer
14/06504
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],wonende te [plaats], 2. [verzoekster 2],wonende te [plaats], VERZOEKERS tot cassatie, geen advocaat,
t e g e n
de stichting STICHTING DE ALLIANTIE,gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en Stichting de Alliantie.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak KK 14-751 van de kantonrechter te Amsterdam van 10 juni 2014;
b. het arrest in de zaak 200.153.542/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 oktober 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. bij een door henzelf ondertekend schriftuur van 1 december 2014 beroep in cassatie ingesteld. [verzoeker] c.s. hebben geen gebruik gemaakt van de aan hun geboden gelegenheid om in hun plaats alsnog een cassatieadvocaat zich te laten stellen. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. Stichting de Alliantie heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep. [verzoeker] c.s. hebben bij brief van 6 mei 2015 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
[verzoeker] c.s. hebben bij “cassatiedagvaarding huurrecht” beroep ingesteld tegen het arrest van het hof. Nu dit geschrift geen exploot is in de zin van art. 45 Rv en niet voldoet aan de eisen van de art. 45 en 11 Rv, zal het aangemerkt worden als een verzoekschrift. Dit verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ingediend noch is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit gebrek in cassatie kan worden hersteld door datzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Hoewel [verzoeker] c.s. daarop door de griffie van de Hoge Raad zijn gewezen, is het gebrek in het oorspronkelijke verzoekschrift niet hersteld. Dit brengt mee dat [verzoeker] c.s. in hun beroep niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Het beroep dat [verzoeker] c.s. ter rechtvaardiging van dit gebrek hebben gedaan op art. 6 EVRM, faalt op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4-2.8 vermelde gronden.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 juni 2015.