ECLI:NL:HR:2015:1482 - Hoge Raad - 4 juni 2015
Arrest
Arrest inhoud
5 juni 2015
Nr. 15/00428
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van __[X] B.V.__te [Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 18 december 2014, nr. 13/10, betreffende een besluit ingevolge de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: de Wet).
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het College beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
2 Beoordeling van de klachten
De in cassatie bestreden uitspraak van het College betreft een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Wet. Beroep in cassatie tegen een zodanige uitspraak kan ingevolge artikel 30, lid 4, van de Wet worden ingesteld ter zake van schending van de artikelen 1 en 2 van de Wet met betrekking tot het bepaalde omtrent de begrippen ‘inhoudingsplichtige’, ‘aangiftetijdvak’, ‘loon’, ‘onderneming’, ‘fiscale eenheid’ en ‘werknemer’. Het onderhavige cassatieberoep is echter niet ingesteld ter zake van een zodanige schending. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2015.