Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2013:1346 - Hoge Raad - 18 november 2013

Arrest

ECLI:NL:HR:2013:134618 november 2013

Arrest inhoud

19 november 2013

Strafkamer

nr. 11/05393

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2011, nummer 23/002370-11, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Pothast, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, vaststelling door de Hoge Raad dat het bewezenverklaarde feit geen strafbaar feit oplevert en tot ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte op die grond.

2 Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft aangenomen dat het bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert.

2.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat: "hij op 25 mei 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten het Jan Dellaertplein, niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, heeft gevent, immers heeft hij, verdachte, zijn taxidiensten aangeboden aan aldaar aanwezige personen door aldaar personen aan te spreken en mondeling zijn taxidiensten aan te bieden."

2.3. De voor de beoordeling van het middel van belang zijnde bepalingen luiden als volgt:

  • art. 2, derde lid, van het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol (hierna Aanvullend luchthavenreglement):

"Het is op het luchtvaartterrein, behoudens op een rijbaan als bedoeld in artikel 1, onder ad, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, verboden om zonder schriftelijke toestemming van de exploitant: a. bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, te doen of laten uitvoeren; b. te venten of te colporteren."

  • Hoofdstuk VIIa

art. 9a van het Aanvullend Luchthavenreglement, zoals dat luidde tot 1 november 2009, op welke datum deze bepaling vervallen is: "Overtreding van de artikelen 2, (...) wordt aangemerkt als een strafbaar feit."

-art. 38 onder D van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (Stcrt. 2009, nr. 16336): "Het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol wordt als volgt gewijzigd: (...) D Hoofdstuk VIIa vervalt."

2.4. Het bewezenverklaarde is door het Hof gekwalificeerd als overtreding van het bepaalde bij art. 2, derde lid aanhef en onder a, van het Aanvullend luchthavenreglement. Overtreding van art. 2 van het Aanvullend luchthavenreglement was strafbaar gesteld in hoofdstuk VIIa van datzelfde reglement, welk hoofdstuk bij art. 38, onder D, van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen met ingang van 1 november 2009 is komen te vervallen, terwijl overtreding van art. 2, derde lid, van het Aanvullend luchthavenreglement ook niet elders strafbaar is gesteld.

2.5. Nu derhalve ten tijde van het plegen van het onderhavige feit hetgeen de verdachte wordt verweten niet strafbaar was gesteld, kan het bewezenverklaarde geen strafbaar feit opleveren.

2.6. Het middel is terecht voorgesteld.

2.7. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen zelf de zaak afdoen en de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Haarlem van 31 mei 2011 is vernietigd; verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013.