Arrest inhoud

29 september 2009

Strafkamer

nr. 07/11850

Hoge Raad der Nederlanden

Rolbeslissing

op een schriftelijk verzoek van 28 augustus 2009 van mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, gedaan in de zaak van:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].

1. Het verzoek

Mr. Grijmans heeft bij brief van 28 augustus 2009 verzocht het door de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van dat Hof van 12 februari 2007 gewezen in de opgemelde zaak mondeling te mogen tegenspreken.

2. Beoordeling van het verzoek

2.1. De brief van mr. Grijmans houdt het volgende in:

"Nu ik geen contact heb gehad met [verdachte], heb ik ook geen schriftelijke toelichting kunnen geven op het cassatieschriftuur van de Advocaat Generaal, nu ik immers niet kon / kan verklaren dat ik door [verdachte] daartoe bepaaldelijk ben gevolmachtigd.

Deze eis geldt niet bij een mondelinge tegenspraak. Nu ik nog steeds geen contact heb kunnen krijgen met [verdachte] verzoek ik u om mij in de gelegenheid te stellen om mondeling tegen te spreken."

2.2. Op grond van art. 438, tweede lid aanhef en onder a, Sv wordt een zaak naar de meervoudige kamer verwezen onder meer indien de raadsman van de verdachte te kennen heeft gegeven de middelen van cassatie mondeling te willen toelichten dan wel het door het openbaar ministerie ingestelde beroep in cassatie mondeling te willen tegenspreken, en niet wordt volstaan met het overleggen van een schriftelijke toelichting. Ingevolge art. 452, tweede lid, Sv kunnen in cassatie schrifturen, schriftelijke toelichtingen en het schriftelijk commentaar, bedoeld in art. 439, vijfde lid, Sv slechts worden ingediend door een advocaat die verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Gelet op de samenhang tussen deze voorschriften moet worden aangenomen dat een advocaat een door het openbaar ministerie ingesteld beroep in cassatie slechts mondeling kan tegenspreken indien hij verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.

2.3. Nu het verzoek inhoudt dat mr. Grijmans niet bepaaldelijk door de verdachte is gevolmachtigd, moet het verzoek worden afgewezen.

3. Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek af.

Deze rolbeslissing is gewezen door de vice-president F.H. Koster, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2009.