Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2009:BI8555

Arrest

ECLI:NL:HR:2009:BI855515 september 2009Deze uitspraak is in 2 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

15 september 2009

Strafkamer

nr. 08/00442

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 december 2007, nummer 20/000673-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Hoekstra, advocaat te Groningen een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.

2.2. De bestreden uitspraak houdt in:

"In het proces-verbaal van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch, zitting houdende te Eindhoven van 13 februari 2007 is vermeld dat verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van zijn recht tegen het vonnis hoger beroep in te stellen. Op grond van het vorenstaande zal het hof verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het tegen het vonnis ingestelde hoger beroep.

Beslissing

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep."

2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar verklaard:

"Volgens mij heb ik geen afstand rechtsmiddel gedaan. Ik ben direct na de zitting in hoger beroep gegaan. (...) Ik kan niet hebben gezegd dat ik niet in hoger beroep zou willen."

2.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt in:

"De kantonrechter geeft aan verdachte kennis, dat binnen veertien dagen hoger beroep kan worden ingesteld tegen dit vonnis en maakt verdachte opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting afstand te doen. Verdachte en de officier van justitie doen beiden afstand van de bevoegdheid om dat rechtsmiddel aan te wenden."

2.5.1. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld.

Indien het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg op de voet van art. 397a, tweede lid, Sv vermeldt dat de verdachte afstand doet van het recht om hoger beroep in te stellen, heeft die vermelding bewijskracht ten aanzien van dat feit. In het geval de verdachte in hoger beroep de juistheid van die vermelding betwist, dient het Gerechtshof met inachtneming van het voorgaande onderzoek in te stellen naar de juistheid van dat standpunt (HR 17 oktober 1950, NJ 1951, 259).

2.5.2. Hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, zoals onder 2.3 weergegeven, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als strekkende ten betoge dat hij geen afstand heeft gedaan van het recht om hoger beroep in te stellen en dat de andersluidende vermelding in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg onjuist is. Dat brengt, gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld mee dat het Gerechtshof naar de juistheid van dat standpunt van de verdachte een onderzoek had behoren in te stellen. Nu van zodanig onderzoek niet blijkt, lijdt de bestreden uitspraak aan nietigheid.

2.6. Het middel slaagt.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 september 2009.