ECLI:NL:HR:2008:BC7721
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
25 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/110HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekster zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 december 2003 is ten aanzien van [verzoekster] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Hierna heeft de rechtbank bij vonnis van 22 januari 2007 de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] beëindigd zonder dat aan haar een schone lei is verleend.
Tegen het vonnis van 22 januari 2007 heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het arrest, gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) F., is uitgesproken op 15 mei 2007 en het cassatieberoep is ingesteld op 31 mei 2007. De termijn voor dit beroep bedraagt echter acht dagen na de dag van de uitspraak van het arrest en eindigde op 23 mei 2007. Het beroep is derhalve te laat ingesteld en [verzoekster] kan hierin niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.