Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2006:AZ1663 - Hoge Raad - 19 december 2006

Arrest

ECLI:NL:HR:2006:AZ166319 december 2006Deze uitspraak is in 10 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

19 december 2006

Strafkamer

nr. 00529/06 B

IV/CAW

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Groningen van 11 januari 2006, nummer RK 05/319, op een beklag als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden beschikking

De Rechtbank heeft het door de klaagster ingediende beklag strekkende tot teruggave aan haar van de in bovenstaande beschikking omschreven personenauto niet-ontvankelijk verklaard.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te Groningen teneinde op het bestaande klaagschrift en met inachtneming van de beslissingen van de Hoge Raad te worden afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat ten onrechte geen openbare behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden, althans dat geen proces-verbaal van een raadkamerbehandeling is opgemaakt.

3.2. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich geen proces-verbaal van een behandeling van het klaagschrift door de raadkamer.

3.3. Ten aanzien van de procedure houdt de beschikking slechts in dat het klaagschrift ter kennisneming aan de Officier van Justitie is gezonden. Bij de stukken van geding bevindt zich een brief van de Rechtbank te Groningen aan de Hoge Raad van 1 mei 2006 waarin het volgende is opgenomen:

"Naar aanleiding van uw verzoek om stukken in bovengenoemde zaak bericht ik u dat er van deze zaak geen proces-verbaal ter terechtzitting is; deze zaak is zonder zitting, dus per beschikking afgedaan."

3.4. Ingevolge art. 23, tweede lid, Sv moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere proces-deelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Ingevolge art. 552a, zesde lid, Sv dient het klaagschrift tijdens een openbare raadkamerzitting te worden behandeld. In art. 25, eerste lid, Sv is bepaald dat van het onderzoek van de raadkamer door de griffier een proces-verbaal moet worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en voorts hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen, terwijl dit artikel tevens voorschriften bevat ten aanzien van de wijze waarop het proces-verbaal dient te worden ingericht, vastgesteld en ondertekend en bepaalt dat het proces-verbaal bij de processtukken wordt gevoegd.

3.5. Uit hetgeen hiervoor onder 3.3 is weergegeven volgt dat geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgehad. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de bestreden beschikking

3.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

4. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden beschikking;

Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Groningen opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2006.